ECLI:NL:GHARL:2014:4265

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
21-003729-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de strafkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 6 mei 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsman van de verzoeker, mr. J.B. Boone. Het verzoek was gericht tegen de gehele strafkamer, bestaande uit de raadsheren mrs. R. de Groot, J.M.J. Denie en H.J. Biemond. De raadsman voerde aan dat het hof ten onrechte een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting had afgewezen, waardoor de verdediging niet voldoende tijd had gekregen om het proces-verbaal van de politierechter te bestuderen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig en ontvankelijk was, maar dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de raadsheren vooringenomenheid jegens de verzoeker koesterden.

De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De beslissing van het hof om de verdediging slechts twintig minuten leestijd te geven, werd niet als onbegrijpelijk of als een aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de raadsman niet had verzocht om een langere onderbreking en dat de verzoeker en zijn raadsman bekend waren met de stukken van het strafdossier. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters.

De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, samen met de raadsheren mrs. R.H. Koning en M. Keppels, en griffier mr. J.P. Fuchs-van Dis.

Uitspraak

Wrakingskamer

Parketnummer: 21-003729-12
Wrakingsnummer:
Uitspraakdatum: 6 mei 2014
Beslissinggewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan namens

[verzoeker],

gevestigd te [adres].
De procedure
Ter terechtzitting van 6 mei 2014 is namens verzoeker door mr J.B. Boone, raadsman van verzoeker, om wraking verzocht van de gehele strafkamer, zijnde de raadsheren
mrs R. de Groot, J.M.J. Denie en H.J. Biemond. Deze raadsheren hebben niet in de wraking berust en mr De Groot heeft te kennen gegeven te willen worden gehoord.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 6 mei 2014 gehoord verzoeker, mr J.B. Boone, en mr De Groot namens de gewraakte combinatie. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Het hof heeft ten onrechte een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting afgewezen. De raadsman heeft ter onderbouwing van het aanhoudingsverzoek - kort
gezegd - aangevoerd dat hem tijdens het requisitoir van de advocaat-generaal bleek dat de verdediging niet beschikte over het uitgewerkte proces-verbaal van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 4 september 2012 waarin de bewijsmiddelen waren opgenomen. De verdediging beschikte enkel over de aantekening mondeling vonnis van 4 september 2012. Om dit proces-verbaal nader te bestuderen en te bespreken met verzoeker heeft de raadsman om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting verzocht. Het hof heeft dit verzoek afgewezen en de verdediging twintig minuten de tijd gegeven om het uitgewerkte proces-verbaal te bestuderen en met verzoeker te bespreken. Dit is naar het inzicht van de raadsman veel te kort en in strijd met een goede procesorde. Het schaadt het belang van de verzoeker en geeft de raadsman het vermoeden dat het hof jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, aldus de raadsman.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt voorts voorop, dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel dient te zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen over (onder meer) het al dan niet aanhouden van het onderzoek ter terechtzitting, zoals in deze zaak aan de orde is. Dit kunnen voor de verdachte (of het openbaar ministerie) nadelige beslissingen zijn. Grond voor wraking bestaat alleen als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven.
De wrakingskamer stelt op grond van het verhandelde ter zitting van de wrakingskamer vast dat de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn raadsman, mr Boone. De raadsman en verzoeker kennen dus de stukken van het strafdossier.
Voorts stelt de wrakingskamer vast dat in politierechterzaken de uitwerking van de bewijsmiddelen in het proces-verbaal van de terechtzitting volstrekt standaard en gebruikelijk is en voldoet aan de wettelijke voorschriften. De raadsman beschikte kennelijk slechts over de aantekening mondeling vonnis van de politierechter te Utrecht van 4 september 2012 en heeft de griffie van het hof niet verzocht om toezending van de uitgewerkte bewijsmiddelen. Dit laatste lag naar het oordeel van het hof wel op zijn weg.
Het hof is voorts van oordeel dat, zéker bezien tegen de achtergrond van de bekendheid van verzoeker en raadsman met de stukken van de zaak, de door (de voorzitter van) het hof vergunde leestijd van twintig minuten op zichzelf geen grond vormt voor de gedachte dat het hof vooringenomen jegens verzoeker zou zijn, nog daargelaten dat door de raadsman niet is verzocht om een langere onderbreking van de zitting ten behoeve van een langere leestijd c.q. overleg.
Op grond van het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat ten aanzien van de door de raadsman aangevoerde gronden noch op zichzelf staand, noch bezien in onderling verband en samenhang, is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de gewraakte raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof (wrakingskamer):
Wijst af het verzoek tot wraking van mrs R. de Groot, J.M.J. Denie en H.J. Biemond
Aldus gewezen door
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mrs R.H. Koning en M. Keppels, raadsheren,
mr J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 6 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.