Uitspraak
BJZ,
[geïntimeerde],
de moeder,
[belanghebbende],
de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) tegen de moeder van de kinderen, die zich verzet tegen de uithuisplaatsing. De kinderrechter had eerder, op 23 augustus 2013, het verzoek van BJZ om de kinderen bij de vader te plaatsen afgewezen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop stond.
De ouders van de minderjarigen zijn sinds 24 januari 2012 gescheiden en hebben gezamenlijk het gezag. Sinds het feitelijk uiteengaan in 2009 wonen de kinderen bij de moeder, terwijl het contact met de vader sinds medio 2010 is gestaakt. BJZ heeft in 2012 een ondertoezichtstelling aangevraagd, die is toegewezen, maar de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen bleven bestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de kinderen emotionele toestemming te geven om hun vader te zien, wat leidt tot een loyaliteitsconflict.
Na de eerdere afwijzing van de kinderrechter heeft BJZ nieuwe ontwikkelingen aangevoerd, waaronder het stoppen van hulpverlening en de aanhoudende strijd tussen de ouders. Het hof concludeert dat de moeder niet bereid is om haar rol in de problematiek te erkennen en dat de kinderen bij de vader een veilige en stabiele plek kunnen vinden. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter vernietigd en BJZ de machtiging verleend om de kinderen uit huis te plaatsen bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.