ECLI:NL:GHARL:2014:4043

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
200.108.674
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Controle van e-mailberichten door werkgever en geheimhoudingsplicht werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de controle van e-mailberichten van een werknemer door zijn werkgever. De zaak betreft BAS Personeelszaken B.V. (appellante) tegen een werknemer (geïntimeerde) die niet verschenen was. De werknemer was van 1 oktober 2010 tot 1 februari 2011 in dienst bij BAS en had een geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst. BAS vorderde in hoger beroep een schadevergoeding van € 10.000,- wegens vermeende overtredingen van dit geheimhoudingsbeding door de werknemer, die e-mailberichten had doorgestuurd naar een derde. Het hof heeft de grieven van BAS verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de werkgever niet gerechtigd was om de e-mailberichten van de werknemer te controleren zonder dat de werknemer hiervan op de hoogte was. De werkgever moet kunnen aantonen dat er een gerechtvaardigd doel is voor de controle en dat dit proportioneel is. Het hof concludeerde dat BAS niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen en dat de grieven niet konden leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. BAS werd in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, vastgesteld op nihil aan de zijde van de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.108.674
(zaaknummer rechtbank 456808)
arrest van de derde kamer van 20 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAS Personeelszaken B.V.,
gevestigd te Winterswijk,
appellante,
hierna: BAS,
advocaat: mr. V.J.A. Hetterscheidt,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
24 november 2011 en 26 januari 2012 die de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Oude IJsselstreek) tussen BAS als eisende partij en [geïntimeerde] als gedaagde partij heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
BAS heeft bij exploot van 25 april 2012 BAS aangezegd van dat vonnis van
26 januari 2012 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2
Op de roldatum 26 juni 2012 is de zaak geïntroduceerd door de advocaat van BAS en is tegen [geïntimeerde] verstek verleend.
2.3
Nadat de zaak een aantal keren ambtshalve was aangehouden voor memorie van grieven, heeft BAS op de roldatum 21 januari 2014 een memorie van grieven tevens vermindering van eis genomen. Daarbij heeft zij vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft zij haar eis verminderd, bewijs aangeboden en drie producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, rekening houdend met de verminderde eis, [geïntimeerde] bij arrest zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling aan BAS van € 10.000,- met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2011 tot aan de algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.4
Vervolgens heeft BAS op de roldatum 4 februari 2014 de stukken voor arrest aan het hof overgelegd, waarop het hof arrest heeft bepaald op één dossier.

3.De grieven

BAS heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief 1
Ten onrechte heeft de kantonrechter zijn oordeel dat het recht op (internet)privacy van [geïntimeerde] is geschonden gebaseerd op rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en ten onrechte de bescherming van artikel 8 van het EHRM toegepast.
Grief 2
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.3 overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat bij BAS gerechtvaardigde verdenkingen aanwezig waren dat [geïntimeerde] de op hem rustende geheimhoudingsplicht had geschonden en dat er geen minder belastend middel voorhanden was.
Grief 3
(Het hof begrijpt:) ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.4 overwogen dat de stelling van [geïntimeerde], dat de ten processe bedoelde e-mailberichten zich weliswaar op de aan hem zakelijk verstrekte laptop bevonden, maar binnen zijn privé account die beveiligd was met een inlogcode, niet door BAS is weersproken, zodat dit tussen de partijen in rechte als vaststaand moet worden aangenomen.
Grief 4
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat BAS onder de genoemde omstandigheden niet gerechtigd was kennis te nemen van de e-mailberichten, zodat de kantonrechter deze berichten ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten en de vordering heeft afgewezen.

4.De vaststaande feiten

4.1
[geïntimeerde] is van 1 oktober 2010 tot 1 februari 2011 krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werkzaam geweest voor BAS in de functie van Junior Job Coach. Zijn leidinggevende was [persoon 1] (verder: [persoon 1]).
4.2
Krachtens artikel 10 van de arbeidsovereenkomst was/is [geïntimeerde] tijdens en na het einde van die overeenkomst verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hij bij de uitoefening van zijn functie met betrekking tot de zaken en belangen van BAS en haar cliënten te weten komt/is gekomen. Bij overtreding van deze geheimhoudingsplicht verbeurt [geïntimeerde] aan BAS (telkens) een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 2.500,-, onverminderd zijn gehoudenheid tot betaling aan BAS van een volledige schadevergoeding.
4.3
In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [geïntimeerde] op de hoogte is van en instemt met het bij BAS geldende personeelsreglement. Volgens artikel 2.19.1 van dat reglement is een werknemer van BAS gehouden, zowel gedurende het bestaan van de dienstbetrekking als ook nadat de dienstbetrekking om welke reden dan ook zal zijn geëindigd, op geen enkele wijze, aan wie dan ook, enige mededeling te doen van gegevens van vertrouwelijke aard waarvan de werknemer in het kader van zijn werkzaamheden bij werkgever heeft kennisgenomen en waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of behoort te kennen.
4.4
Met ingang van 1 februari 2011 is [geïntimeerde] in dienst getreden van de stichting Stichting Hou Vast Zorg te Winterswijk. De leidinggevende van [geïntimeerde] bij Hou Vast Zorg was [persoon 2] (verder: [persoon 2]).
4.5
Tot 1 september 2010 hebben [persoon 2] en [persoon 1] samen met een derde een onderneming geëxploiteerd, die soortgelijke activiteiten ontplooide als BAS en Hou Vast Zorg.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
In eerste aanleg heeft BAS aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] het in rechtsoverweging 4.2 bedoelde geheimhoudingsbeding vier maal heeft overtreden, zodat hij in totaal een boete van € 10.000,- heeft verbeurd, alsmede dat [geïntimeerde] twee cliënten van BAS heeft aangezet om de relatie met haar te beëindigen, waardoor BAS een schade van twee maal € 4.970,- zou hebben geleden. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft de vorderingen van BAS afgewezen.
5.2
Na vermindering van eis vordert BAS in hoger beroep een bedrag van € 10.000,- ter zake van de door haar gestelde overtredingen van het geheimhoudingsbeding. Volgens BAS heeft [geïntimeerde] vier maal e-mailcorrespondentie van hemzelf - te weten op 6 januari 2011, op 13 januari 2011 en twee maal op 14 januari 2011 - doorgestuurd aan [persoon 2].
5.3
Tussen de partijen is niet in geschil dat e-mailberichten vallen onder de bescherming van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op privacy beschermt, ook wanneer de berichten zijn verstuurd vanaf de werkplek van de werkgever. De werkgever kan de e-mailberichten van zijn werknemer slechts controleren indien voor de werknemer kenbaar is of kan zijn dat zijn e-mailberichten kunnen worden gecontroleerd door de werkgever (bijvoorbeeld via een personeelsreglement of op grond van de arbeidsovereenkomst), er sprake is van een gerechtvaardigd doel en er voldaan is aan de proportionaliteitseis.
5.4
Evenmin is in geschil dat ook wanneer voor de werknemer niet kenbaar is of kan zijn dat zijn e-mailberichten kunnen worden gecontroleerd, controle van die berichten door de werkgever toelaatbaar kan worden geacht. Dan moet echter wel sprake zijn van zodanige omstandigheden, dat aan geen twijfel onderhevig is dat een gerechtvaardigd doel wordt gediend en dat is voldaan aan de proportionaliteitseis.
5.5
Grief I faalt. Zoals BAS in de toelichting op die grief heeft betoogd, zijn de in rechtsoverweging 5.2 genoemde e-mailberichten weliswaar niet tijdens het dienstverband van [geïntimeerde] - maar aan het eind van of na diens dienstverband door de systeembeheerder van BAS bij een standaardcontrole van de door [geïntimeerde] ingeleverde laptop - gevonden, maar dit brengt niet mee dat de hiervoor in de rechtsoverwegingen 5.3 en 5.4 vermelde beperkingen niet golden. Ook onder de door BAS geschetste omstandigheden is immers nog steeds sprake van het controleren en het inzien van e-mailberichten van een derde.
Anders dan BAS is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] door het afgeven van de laptop aan het eind van zijn dienstverband niet aan BAS en haar IT technici de vrijheid heeft gegeven om te beschikken over de eventueel nog op de laptop aanwezige bestanden. [geïntimeerde] heeft immers zelf ter comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij de laptop gereinigd heeft ingeleverd. Kennelijk was hij zelf in de veronderstelling dat zich geen bestanden meer op de laptop bevonden, zodat hij er ook geen rekening mee behoefde te houden dat zijn e-mailberichten zouden worden gecontroleerd, laat staan dat hij daarmee heeft ingestemd.
5.6
Grief 2 faalt ook. BAS heeft weliswaar in de toelichting op die grief betoogd dat zij al in januari 2011 het vermoeden had dat [geïntimeerde] onder haar duiven wilde schieten, maar dit betoog verdraagt zich zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet met de toelichting op grief I, waarin BAS heeft aangevoerd dat de gewraakte e-mailberichten aan het eind van het dienstverband van [geïntimeerde] bij een standaardcontrole door haar systeembeheerder zijn gevonden.
5.7
Grief 3 kan evenmin tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Voor de beoordeling van de vorderingen van BAS is niet van belang, of de hiervoor bedoelde
e-mailberichten zich al dan niet bevonden op een privé account van [geïntimeerde] en of
- achteraf bezien - sprake was van zakelijke of persoonlijke e-mailberichten.
5.8
Grief 4 is een algemene grief en deelt daarom het lot van de overige grieven.
5.9
Door BAS zijn geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden, die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden moeten of kunnen leiden.

6.De slotsom

6.1
De grieven kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, zodat dit zal worden bekrachtigd.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof BAS in de kosten van het hoger beroep veroordelen, aan de zijde van [geïntimeerde] vast te stellen op nihil.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Oude IJsselstreek) van 26 januari 2012;
veroordeelt BAS in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op nihil;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en M.F.J.N. van Osch en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2014.