Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zutphen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Zutphen tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanslag in de rioolheffing voor een garagebox van belanghebbende werd vernietigd. De heffingsambtenaar had een aanslag van € 81,20 opgelegd voor het jaar 2010, die later werd verlaagd naar € 40,60 na een besluit van de gemeenteraad om de belastingtarieven voor garageboxen te halveren. De rechtbank oordeelde dat de aanslag onterecht was, omdat de garagebox niet als een perceel in de zin van de verordening kon worden aangemerkt.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak op 13 mei 2014 behandeld. De belanghebbende, eigenaar van zowel een appartement als een garagebox, betwistte de aanslag en voerde aan dat de garagebox niet direct was aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het Hof oordeelde echter dat de garagebox, die een eigen kadastraal nummer heeft en afzonderlijk kan worden verkocht, wel degelijk als een perceel kan worden aangemerkt. Het Hof concludeerde dat de garage indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering via het hemelwater dat van het complex afkomt.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op schending van het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel verworpen. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, omdat de parkeerplaatsen in een nabijgelegen complex geen eigen kadastraal nummer hebben en niet als zelfstandig eigendom kunnen worden aangemerkt. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de onduidelijkheid in de voorlichting van de heffingsambtenaar.
Uiteindelijk heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de aanslag in de rioolheffing gehandhaafd, zoals deze door de heffingsambtenaar was verminderd tot € 40,60.