Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Ten aanzien van de feiten
grief II in incidenteel appel, die er over klaagt dat de kantonrechter niet alle van belang zijnde feiten heeft vastgesteld. Nu ook anderszins niet van bezwaren daartegen is gebleken, zal ook in hoger beroep worden uitgegaan van de feiten, zoals deze als vaststaand zijn weergegeven op de pagina’s 1 en 2 van dat tussenvonnis. Het hof zal die feiten hierna herhalen, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand hebben te gelden, en daarbij rekening houden met de feiten waarvan [geïntimeerde] blijkens zijn grief II van mening is dat de kantonrechter die ten onrechte niet in de feitenvaststelling heeft opgenomen. Deze grief kan als zodanig niet tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep leiden, omdat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden.
20 december 2007”. Daarin staat:
3.De beslissingen in eerste aanleg en de aanduiding van de grieven
grief I in het incidenteel appel.
Grief II in het incidenteel appelis hiervoor reeds onder 2 besproken.
grief 1 in het principaal appel– en [appellant] in de gelegenheid gesteld over 2007 en 2008 aanvullende bescheiden in het geding te brengen. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat [geïntimeerde] recht heeft op een vergoeding van reisuren - dat wordt aangevochten in
grief 2 in principaal appel– en dat [appellant] de berekening over 2009 onvoldoende heeft betwist, welke overweging wordt aangevallen in
grief 3 in principaal appel.
grief 5 in principaal appel.
grief 4 in principaal appel.
grief 6 in principaal appel.
4.De beoordeling van de grieven
1 uur per dag. De kantonrechter heeft dat aangemerkt als enkele reis en dat aantal verdubbeld tot twee uur. Daarmee heeft [geïntimeerde] ingestemd. Voor zover [appellant] in appel betoogt dat de afstand [woonplaats] via de kortste weg korter is dan 50 kilometer en dat 2 uur reistijd per dag te veel is, overweegt het hof dat niet uitgegaan moet worden van de kortste weg, maar van de snelste route. De door het hof geraadpleegde routeplanner van de ANWB geeft als afstand tussen het woonadres van [geïntimeerde] en het adres van [appellant] via de snelste route een afstand aan van 58,7 km. Dat is meer dan 50 km/ 1 uur enkele reis waarmee [appellant] zelf gerekend heeft en waarmee [geïntimeerde] heeft ingestemd. De kortste route is volgens de ANWB weliswaar met
47,3 km iets minder dan 50 km, doch deze loopt door allerlei kernen waarbij de ANWB de reistijd op 1 uur en 18 minuten berekent, ruim 20 minuten meer dan de snelste route. Deze ligt met 57 minuten weliswaar iets onder het uur, maar die tijd is niet relevant nu het gaat om de in de cao opgenomen staffel. Noch het standpunt van [appellant] dat de kortste route en de gebruikelijke route elkaar niets ontlopen noch dat de reistijd enkele reis (ruim) binnen het uur liggen, vindt enige steun in het dossier.
- Het netto-equivalent van € 1.145,67 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 april 2009 tot de dag der algehele betaling;
- Het netto-equivalent van € 12.799,35 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juni 2012 (dit conform het vonnis in eerste aanleg dat op dat punt niet is aangevochten) tot de dag der algehele betaling.
- € 800, -- ter zake van incassokosten.
4 december 2012 en het vonnis van 19 maart 2013 zullen, om proceseconomische gronden geheel worden vernietigd, behoudens de daarin vervatte beslissingen omtrent de proceskosten, die zullen worden bekrachtigd.