Uitspraak
[appellante],
Stichting C.U.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2014, gaat het om een hoger beroep van een werkneemster die in eerste aanleg was ontslagen op staande voet. De werkneemster, aangeduid als [appellante], had in een eerdere procedure tegenbewijs moeten leveren tegen de voorshands bewezen geachte reden voor haar ontslag, namelijk diefstal. Het hof heeft het tussenarrest van 8 oktober 2013 overgenomen, waarin de werkneemster de gelegenheid kreeg om getuigen te horen. Op 4 december 2013 vond een getuigenverhoor plaats, waarbij zowel de werkneemster als een zorgcoördinator als getuigen optraden.
De werkneemster verklaarde dat zij geen geld had gestolen en dat zij enkel verbandmiddelen uit een doos had gepakt om een bewoonster te helpen. De zorgcoördinator bevestigde dat hij het belangrijk vond dat verbandmiddelen op een handige plaats stonden, maar kon zich niet herinneren dat de verbanddoos op de door de werkneemster genoemde plek had gestaan. Het hof heeft de opnamen van het voorval bekeken en kwam tot de conclusie dat de werkneemster niet was geslaagd in het tegenbewijs. De beelden toonden geen bewijs dat zij de verbanddoos had opgepakt of iets op de tafel had gelegd.
Het hof oordeelde dat de verklaring van de werkneemster niet geloofwaardig was en dat de beelden geen ruimte lieten voor haar lezing van de gebeurtenissen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de werkneemster in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in arbeidsrechtelijke geschillen, vooral in gevallen van ontslag op staande voet.