Uitspraak
1.[de moeder],
advocaat: mr. drs. E.J. Kim-Meijer, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
(feitelijk wonende te [X], [land]),
advocaat: mr. H.P. Scheer, kantoorhoudend te Utrecht (voorheen mr. S.L.A. Verburgt te 's-Gravenhage).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een minderjarige en haar vader. De moeder en haar echtgenoot hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De minderjarige, hierna te noemen [het kind], voelt zich niet veilig bij haar vader en heeft ernstige bezwaren tegen contact met hem. Het hof heeft eerder, op 9 juli 2013, een tussenbeschikking gegeven waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar de omgang tussen [het kind] en haar vader.
Uit het raadsrapport van 28 november 2013 blijkt dat [het kind] niet openstaat voor contact met haar vader en dat zij zich angstig voelt in zijn nabijheid. De vader heeft in het verleden herhaaldelijk de grenzen van [het kind] overschreden, zowel tijdens begeleide contacten als via Skype. De Raad concludeert dat voortzetting van de contacten niet in het belang van [het kind] is en adviseert om de vader het recht op omgang te ontzeggen.
Het hof heeft de bevindingen van de Raad overgenomen en oordeelt dat het vaststellen van een omgangsregeling onder de huidige omstandigheden in strijd is met de belangen van [het kind]. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de zorgregeling zoals vastgelegd in de two-party agreement niet meer hoeft te worden nagekomen. Ook de wekelijkse telefonische en Skype contacten zijn beëindigd. Het hof wijst beide ouders erop dat het belangrijk is om de gronden voor het uitblijven van contact weg te nemen, en adviseert de moeder om [het kind] neutraal te informeren over haar vader.