ECLI:NL:GHARL:2014:3587

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
200.140.454-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig voldaan griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, die in eerste aanleg gedaagden waren, hebben het griffierecht niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot hun ontslag van de instantie. De advocaat van de appellanten, mr. M. Ras, heeft zich onttrokken en er is geen nieuwe advocaat aangesteld. Dit heeft ertoe geleid dat de appellanten niet in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de toepassing van de hardheidsclausule, zoals vereist door het procesreglement. Het hof heeft geoordeeld dat deze omstandigheid voor rekening en risico van de appellanten komt.

De procedure begon met een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2013, waartegen de appellanten hoger beroep hebben ingesteld. De appellanten hebben op 7 januari 2014 hoger beroep ingesteld, maar hebben het griffierecht van € 308,- niet tijdig voldaan. De zaak is meerdere keren uitgesteld om de appellanten de kans te geven een nieuwe procesvertegenwoordiger aan te stellen, maar dit is niet gebeurd. Uiteindelijk heeft de geïntimeerde, Stichting de Alliantie, de zaak bij vervroeging op de rol gebracht en is er geen nieuwe advocaat voor de appellanten verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat, op basis van de relevante artikelen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Landelijk procesreglement, de appellanten als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden beschouwd. Het hof heeft de appellanten dan ook veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 704,- aan verschotten. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.454/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 650523 MC EXPL 13-2099)
arrest van de eerste kamer van 29 april 2014
in de zaak van

1.[appellante],

en
2.
[appellant],
beiden wonende te [woonplaats]
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat: mr. M. Ras, kantoorhoudend te Almere, die zich heeft onttrokken,
tegen
Stichting de Alliantie,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Alliantie,
advocaat: mr. J.B. Sans Prieto, kantoorhoudend te Utrecht.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 9 oktober 2013 van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Almere (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 7 januari 2014 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van Alliantie tegen de zitting van 21 januari 2014. De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"(...) bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling civiel recht, Kantonrechter, zitting houdende te Almere, d.d. 9 oktober 2013 (...) te vernietigen;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
II.
de vordering van geïntimeerde jegens appellanten alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde om de bedragen die appellanten ingevolge het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling civiel recht, Kantonrechter, zitting houdende te Almere, d.d. 9 oktober 2013 reeds aan geïntimeerde mochten hebben voldaan, volledig aan appellanten terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van deze appeldagvaarding tot aan de dag der algehele terugbetaling;
III.
alles met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerde tot betaling van de kosten van de procedure in beide instanties, met de bepaling dat als deze kosten niet binnen 8 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest worden voldaan, daarover vanaf de negende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd;
IV.
geïntimeerde te veroordelen tot betaling van de nakosten ad € 131,- zonder betekening dan wel ad € 199,- in het geval van betekening, te voldoen binnen 8 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen arrest, met de bepaling dat indien de verschuldigde nakosten niet binnen deze termijn worden voldaan, daarover vanaf de negende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd."
2.2
Het door appellanten verschuldigde griffierecht van € 308,- is niet, dan wel niet tijdig (dat wil zeggen: uiterlijk op 18 februari 2014) voldaan.
2.3
Ter rolle van 25 februari 2014 heeft mr. Ras zich onttrokken als advocaat van appellanten. Aan [appellanten] is daarop, conform art. 6.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr), gelegenheid gegeven voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger. De zaak is hiervoor op de rol van geplaatst van 11 maart 2014, maar op die datum heeft zich geen advocaat gesteld voor [appellanten].
2.4
Vervolgens is de zaak voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger aan de zijde van [appellanten] verwezen naar de rol van 17 maart 2015, ambtshalve peremptoir.
2.5
Alliantie heeft de zaak bij vervroeging op de rol van 15 april 2014 gebracht en zij heeft [appellanten] hiertoe bij exploot van 26 maart 2014 opgeroepen.
2.6
Ter rolle van 15 april 2014 heeft zich geen nieuwe advocaat voor [appellanten] gesteld en heeft Alliantie arrest gevraagd.
2.7
Ten slotte is een datum voor arrest bepaald, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge art. 127a lid 2 Rv, in samenhang met art. 353 Rv, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, met veroordeling van de eiser in de kosten. Op grond van art. 127a lid 3 Rv laat de rechter toepassing van het tweede lid geheel of ten dele buiten toepassing indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
In art. 2.3.2 Lpr is bepaald - voor zover hier relevant - dat indien blijkt dat het griffierecht niet tijdig is voldaan, appellant wordt uitgenodigd om zich bij akte uit te laten over de toepassing van de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule.
3.3
In het onderhavige geval is toepassing van art. 2.3.2 Lpr achterwege gelaten, aangezien van [appellanten] geen procesvertegenwoordiger bekend is. Bij het hof zijn hierdoor geen omstandigheden bekend die mogelijk tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van art. 127a lid 2 Rv aanleiding hadden kunnen geven. Dit blijft voor rekening en risico van [appellanten] Met overeenkomstige toepassing van art. 127a lid 2 Rv zal Alliantie dan ook van de instantie worden ontslagen.
3.4
[appellanten] moeten in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellanten] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
ontslaat Alliantie van instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Alliantie tot aan deze uitspraak vast op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 704,- aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. H. de Hek en mr. A.M. Koene, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 april 2014.