Ten aanzien van de gestelde betaling komt hier nog bij dat met betrekking tot de datum waarop de factuur zou zijn overhandigd en betaling zou hebben plaatsgevonden de juiste datum zelfs bij benadering niet kan worden vastgesteld. Daar komt bij dat [appellanten] ook ten aanzien van het bedrag dat bij die gelegenheid zou zijn overhandigd wisselende standpunten innemen. In de inleidende dagvaarding wordt gesproken over een bedrag van
€ 12.500,- in december 2008 en ongeveer een half jaar later nog eens € 2.500,-. In de bij die dagvaarding overgelegde producties wordt genoemd dat het exacte bedrag van de factuur van 29 december 2008 (€ 15.172,50) is voldaan. In de memorie van grieven wordt gesproken over € 15.000,-. Ter gelegenheid van het pleidooi stelt [appellant 2] het exacte bedrag van
€ 15.172,50 te hebben voldaan. In de schriftelijke getuigenverklaring van [getuige] van 20 november 2010 (productie 7 inleidende dagvaarding) had
"[appellant 2] had daar zeker 20 mooie groene briefjes van 1000 euro liggen. Hij vertelde mij dat hij dit aan die man ging betalen."Nadat [geïntimeerde] werd aangevoerd dat groene briefjes van € 1.000,- niet bestaan, uitsluitend groene briefjes van
€ 100,-, werd door [appellanten] de verklaring van [getuige] uitgelegd als groene briefjes van
€ 100,- die klaar lagen (zie verklaring [appellant 2] blijkens het proces-verbaal van comparitie in eerste aanleg). Het hof stelt vast dat [getuige] in zijn verklaring spreekt over zeker 20 briefjes, terwijl er toch, als de verklaring van [appellant 2] wordt gevolgd, in dat geval zeker 150 briefjes moeten hebben gelegen om een dergelijk bedrag te kunnen voldoen. [appellanten] geven hiervoor geen verklaring. Evenmin geven zij een afdoende sluitende verklaring voor het feit dat [appellant 2] ongeveer een maand na afloop van zijn schuldsanering kon beschikken over
€ 15.000,- in biljetten van € 100,-. Het ligt voor de hand dat de herkomst van een dergelijk bedrag in contanten, zeker zo kort na een schuldsanering, in ieder geval voor een deel traceerbaar zou zijn. [appellant 2] heeft weliswaar aangegeven dat hij van de gemeente een nabetaling ineens van € 8.000,- op zijn rekening heeft ontvangen die buiten de Wsnp-regeling viel. Van de ontvangst van dit bedrag is geen schriftelijk stuk overgelegd, evenmin als van de opname hiervan van zijn rekening.