Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerster sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats verweerster sub 1], gemeente [gemeente 2],advocaten: mr. J.N. Potharst en mr. M.R. Koppenol,
[verweerster sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats verweerster sub 2],
niet verschenen,
gemeente Bronckhorst,
zetelende te Hengelo, gemeente Bronckhorst,
advocaat: mr. N.M. Brouwer.
1.Het geding in eerste aanleg
23 april 2013 die de rechtbank Gelderland tussen [verzoekster] als verzoekster enerzijds en verweersters anderzijds heeft gegeven.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
2.1 en 2.2 van de bestreden beschikking.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
48 vragen en vaststelling van de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige op € 6.561,83 inclusief btw, ten laste van [verzoekster].
onjuistetoepassing heeft gegeven aan de hier in het geding zijnde wettelijke bepalingen. Het dient te gaan om de hiervoor onder 4.4 vermelde doorbrekingsgronden. Indien het hof van oordeel zal zijn dat zich geen doorbrekingsgrond voordoet, dient het beroep te worden verworpen en blijft de oorspronkelijke beschikking in stand. In het geval zich wel een doorbrekingsgrond voordoet, zal in hoger beroep nader moeten worden onderzocht hoe de beslissing van de rechter in eerste instantie zou zijn geweest als er geen schending van fundamentele rechtsbeginselen of enige andere doorbrekingsgrond had plaatsgevonden (tweede fase).
De door de gemeente voorgestelde deskundige, de heer [deskundige 2] van [bedrijf 2], kennen wij ook niet.”, waaruit moet worden afgeleid dat van de zijde van [verzoekster] tijdens de eerste mondelinge behandeling wel wetenschap bestond dat [deskundige 2] door de gemeente als deskundige was voorgesteld alsmede dat van haar zijde daarover het woord is gevoerd.
Namens mijn cliënten kan ik U meedelen dat er geen bezwaar bestaat tegen de benoeming van de heer [deskundige 2] als deskundige”. Daarmee staat vast dat instemming is gegeven met de betrokken persoon op een moment dat [verzoekster] wist, althans uit het verhandelde ter zitting alsmede uit de in haar bezit zijnde pleitaantekeningen van de gemeente had kunnen en moeten begrijpen, dat [deskundige 2] door de gemeente als deskundige was voorgesteld. [verzoekster] had nog op dat moment eventuele bezwaren naar voren kunnen brengen. Dat zij dat niet heeft gedaan is haar keuze geweest. Van schending van hoor en wederhoor is daarmee geen sprake.
hoogtevan het voorschot (pagina 5 sub c). Wat daarvan zij, het hof zal hierop hierna ingaan, dit kan in elke geval niet als een doorbrekingsgrond gelden voor de hier aan de orde zijnde
toedelingvan de kosten.
4.22 Voor zover [verzoekster] zich in dit verband bedoeld heeft te beroepen op schending van hoor en wederhoor overweegt het hof als volgt. Anders dan [verzoekster] kennelijk veronderstelt is bij de verdeling van het voorschot, met andere woorden ten laste van wie dit wordt gebracht, naast het gebruikelijke horen van partijen omtrent hetgeen is verzocht, hetgeen in dit geval blijkens het proces-verbaal genoegzaam heeft plaatsgevonden, geen bijzondere vorm van hoor en wederhoor voorgeschreven. De toedeling van (het voorschot op) de kosten betreft een rechtsvraag die tot een rechterlijke beslissing leidt. Hoofdregel ingevolge artikel 195 juncto 205 Rv is dat de eisende, in dit geval verzoekende, partij wordt belast met het voorschot, in overeenstemming waarmee de rechtbank in het onderhavige geval heeft geoordeeld. De rechter kan in de omstandigheden van het geval het voorschot ten laste van de wederpartij brengen. De rechtbank heeft daartoe in dit geval geen aanleiding gezien. Dit betreft evenwel ook weer een inhoudelijke beoordeling en ziet niet op een doorbrekingsgrond, zodat het hof daaraan voorbij dient te gaan. Het hoger beroep voor zover het gaat om de toedeling van het voorschot, dient daarom te worden verworpen.
mede aan de hand van de in het verzoekschrift (…) geformuleerde vragen” maakt dit oordeel niet anders nu daaruit zonder toelichting, die ontbreekt, niet kan worden afgeleid dat het hoger beroep zich ook richt tegen bepaalde door de rechtbank in de beschikking opgenomen vragen. Uit de verweerschriften blijkt ook niet dat de gemeente en [verweerster sub 1] het verzoek aldus hebben opgevat. In zoverre verwerpt het hof het hoger beroep van [verzoekster].
werkelijkgemaakte proceskosten te veroordelen wordt afgewezen. Van misbruik van procesrecht of handelen in strijd met de goede procesorde aan de zijde van [verzoekster] is het hof niet gebleken. De enkele omstandigheid dat hoger beroep tegen een toewijzende beslissing in beginsel niet mogelijk is, brengt dit niet mee. Dit geldt ook voor zover [verzoekster] in dit hoger beroep vele aspecten en kwesties aan de orde heeft gesteld die aan de orde kunnen en dienen te komen in de bodemprocedure. Van een volstrekt kansloos hoger beroep was evenmin sprake.
5.Slotsom
€ 1.788,-(2 punten x tarief II ad € 894,-)
€ 1.788,-(2 punten x tarief II ad € 894,-)