In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die op 2 juli 2013 zijn ex-vriendin in haar ouderlijk huis met messteken om het leven heeft gebracht, werd beschuldigd van moord met voorbedachte raad. Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat hij uit emotie heeft gehandeld en verklaart de voorbedachte raad bewezen. De verdachte heeft zich voorbereid op de daad door een mes en handschoenen mee te nemen naar de woning van het slachtoffer. Het hof oordeelt dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om na te denken over zijn handelen en dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof houdt rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, maar benadrukt de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak is een bevestiging van de noodzaak van een zware straf voor het ontnemen van het recht op leven van een ander.