ECLI:NL:GHARL:2014:3239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
P14-0009
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het kader van terbeschikkingstelling en overschrijding van termijnen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 21 augustus 2013, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, die verblijft in de Pompestichting te Nijmegen, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zijn raadsman heeft aangevoerd dat de rechtbank te laat uitspraak heeft gedaan, namelijk vijf weken na de expiratiedatum van de maatregel. Dit zou volgens de verdediging onaanvaardbaar zijn en er zouden ook geen recente wettelijke aantekeningen zijn overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken. De raadsman heeft primair verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.

Het hof heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman overwogen, maar oordeelt dat de overschrijding van de termijn door de rechtbank geen sanctie met zich meebrengt. Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie de vordering tot verlenging tijdig heeft ingediend, maar dat de rechtbank niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist. Het hof oordeelt dat de wet geen sanctie verbindt aan deze overschrijding en dat de belangen van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij in overweging moeten worden genomen.

Na beoordeling van de stukken en de ter zitting gegeven informatie, concludeert het hof dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd, maar niet voor de gevraagde twee jaar. Het hof heeft besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, waarbij het belang van een gefaseerde uitbreiding van de vrijheden van de terbeschikkinggestelde en de noodzaak van verdere behandeling en resocialisatie voorop staan. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, met de aanbeveling voor de kliniek om bij de volgende verlengingszitting recente wettelijke aantekeningen te overleggen.

Uitspraak

TBS P14/0009
Beslissing d.d. 13 maart 2014
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
verblijvende in de Pompestichting te Nijmegen.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 21 augustus 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden van 29 juni 2000, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van de Pompestichting van 21 mei 2013;
- de zesjaarsrapportages van 22 mei 2013 en 1 juni 2013, opgemaakt door
respectievelijk drs. I. Schilperoord, psycholoog, respectievelijk drs. H.A. Gerritsen, psychiater;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 12 juni 2013;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde van 26 augustus 2013;
- de aanvullende informatie van de Pompestichting van 13 februari 2014;
- de brief van de raadsman van 24 februari 2014, met bijlage.
Het hof heeft ter zitting van 27 februari 2014 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal
mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De rechtbank heeft vijf weken na de expiratiedatum van de maatregel uitspraak gedaan. Een dergelijke termijnoverschrijding is onaanvaardbaar. De raadsman heeft het hof verzocht hier een uitspraak over te doen. Voorts ontbreken de vereiste wettelijke aantekeningen over de laatste anderhalf jaar, ondanks meerdere verzoeken van de verdediging.
Primair heeft de raadsman verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Inhoudelijk heeft de raadsman het volgende aangevoerd. In 2011 heeft het hof de maatregel met een jaar verlengd met de aanvullende overweging dat de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde voortvarend ter hand diende te worden genomen.
De terbeschikkinggestelde was daar tevreden mee en hij ging ervan uit dat zijn resocialisatie van start zou gaan. Inmiddels is gebleken dat de kliniek, mede vanwege de problemen op de vorige behandelafdeling, weinig heeft gedaan met deze aanwijzing van het hof. De kliniek was te passief en had de terbeschikkinggestelde sneller moeten overplaatsen. De deskundige Van Panhuis heeft reeds in 2011 gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde zijn behandelplafond had bereikt en dat er gewerkt diende te worden aan een voorzichtig resocialisatietraject. De terbeschikkinggestelde is medicatietrouw en begrijpt de noodzaak om de terbeschikkingstelling te verlengen. Hij heeft meer vertrouwen in de kliniek en thans is sprake van een positieve ontwikkeling. Hij wil graag naar een minder strenge setting met meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Wellicht kan de terbeschikkinggestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege naar Meander worden overgeplaatst. Op die manier blijft effectief toezicht mogelijk. Bovendien duurt de maatregel inmiddels twaalf jaren. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, maar ook het beginsel van doelmatigheid, vereisen dat hier onderzoek naar wordt gedaan.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om de behandeling aan te houden teneinde door de reclassering de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te doen onderzoeken, almede om meest recente wettelijke aantekeningen te doen opvragen.
Meer subsidiair heeft hij verzocht om de maatregel met slechts één jaar te verlengen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is sprake van een stapeling van verzuimen; ook de meest recente wettelijke aantekeningen ontbreken. Het gaat echter te ver om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, mede gelet op de recente aanvullende rapportage van de kliniek. Andere belangen spelen ook een rol en de terbeschikkinggestelde geeft zelf ook aan nog niet uit de TBS te willen. Het maatschappelijk belang is in deze zaak doorslaggevend.
Uit de rapportages blijkt dat sprake is van complexe problematiek en dat het recidivegevaar als hoog wordt ingeschat. Sinds de overplaatsing naar een andere behandelafdeling is er sprake van een positieve ontwikkeling. Gelet op het tempo van de behandeling, de te betrachten voorzichtigheid en de huidige fase van het resocialisatietraject is verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaren geïndiceerd. Voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is het nog te vroeg.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof verwerpt het verweer strekkende tot niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Het hof stelt vast dat de officier van justitie de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling binnen de in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn heeft ingediend, maar dat de rechtbank niet binnen de termijn van artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering op de vordering heeft beslist. Aan deze overschrijding verbindt de wet geen sanctie. Het hof ziet – gelet op de beperkte mate van overschrijding en na afweging van alle betrokken belangen – ook geen aanleiding om daaraan desalniettemin de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verbinden.
Ingevolge artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafvordering dient bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde te worden overgelegd. De overgelegde de wettelijke aantekeningen bestrijken de periode van 1 april 2012 tot 1 juni 2013. Recentere wettelijke aantekeningen ontbreken. Aan dit verzuim verbindt de wet echter geen gevolgen. Het hof acht het ontbreken van deze aantekeningen wel zeer ongewenst. Het hof acht zich echter desondanks door hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, voldoende voorgelicht ten aanzien van de (psychische) gesteldheid van de terbeschikkinggestelde om te kunnen oordelen over het ingestelde beroep, temeer nu de kliniek in een brief, gedateerd 13 februari 2014, nadere informatie heeft verschaft over het behandelverloop.
Het hof ziet - en na afweging van alle betrokken belangen – ook geen aanleiding om aan dit verzuim een sanctie te verbinden. Het verzoek tot schorsing teneinde de meest recentelijke wettelijke aantekeningen op te doen vragen, zal worden afgewezen, nu het hof dit niet noodzakelijk acht. Van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van het hof geen sprake.
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans prematuur gezien het belang van een gefaseerde uitbreiding van de vrijheden van de terbeschikkinggestelde en de stappen die nog moeten worden gezet in zijn resocialisatietraject. Het traject dat is ingezet dient te worden voortgezet.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Termijn
Zowel artikelen 509t, eerste lid, en 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de (appel)rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in dit geval van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden onvoldoende sprake is geweest. De rechtbank heeft pas op 21 augustus 2013 - vijf weken na de expiratiedatum van de maatregel - uitspraak gedaan en het beroep is pas zes maanden na het instellen van het beroep behandeld. Gebleken is dat het dossier pas op 19 december 2013 is ingekomen op de griffie van het hof, waardoor de behandeling van het beroep lange tijd op zich heeft laten wachten. Het hof betreurt deze gang van zaken. Het hof is van oordeel dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij arrest van het gerechtshof
Leeuwarden van 29 juni 2000 onder andere is veroordeeld ter zake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en afpersing, meermalen gepleegd. Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, ligt in die uitspraak besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Stoornis en recidivegevaar
Ten tijde van het begaan van de indexdelicten was bij de terbeschikkinggestelde sprake van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Thans is nog sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Voorts is er sprake van alcoholmisbruik (thans in remissie), hyperseksualiteit en is mogelijk sprake van ADHD-problematiek. Zonder de geboden externe structuur, toezicht en ondersteuning wordt het recidivegevaar als onverminderd hoog ingeschat.
Verlenging
Gelet op de advisering van de kliniek en de advisering van de reclassering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.
Hoewel de nog aanwezige problematiek en de te verwachten duur van het verdere behandel- en resocialisatietraject in beginsel een verlenging van de maatregel voor de periode van twee jaar rechtvaardigen, zal hof in casu hiervan afwijken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de kliniek over de afgelopen periode geen recente wettelijke aantekeningen heeft overgelegd. Het hof acht het mede in verband hiermee van belang dat de eerstvolgende verlengingszitting zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en zal daarom de maatregel verlengen voor de duur van een jaar. Het hof acht het voorts van belang dat de kliniek ten behoeve van de eerstvolgende verlengingszitting de wettelijke aantekeningen van het meest recente afgesloten kwartaal – bij voorkeur de wettelijke aantekeningen tot 1 april 2014, maar in ieder geval die tot 1 januari 2014- aan de rechtbank zal overleggen. Het hof geeft de rechtbank tevens in overweging om voor de eerstvolgende verlengingszitting de behandelcoördinator als deskundige op te roepen.

Beslissing

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst af het verzoek tot doen het opvragen van de meest recente wettelijke aantekeningen.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 21 augustus 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr J.W. Rijkers als raadsheren,
en drs. E. Harmsen en L.T. Horsman als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 13 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.