Uitspraak
1.VOF Agri-V.A.K.,
Agri-V.A.K.,
2. [appellant 2],
[appellant 2], vennoot van Agri-V.A.K.,
3. [appellant 3],
[appellant 3], vennoot van Agri-V.A.K.,
[appellant 4],
Agri-V.A.K.,
1.[geïntimeerde 1],
hierna:
[de maatschap],
2. [geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 2],
[de maatschap],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"(…)2. Relatie tussen de gezondheidsproblemen en de overmaat aan mineralen.In de eerdere besprekingen is van mijn kant aangegeven dat de oorzaak voor de gezondheidsproblemen in 2006 niet volledig kon worden opgehelderd, mede omdat pas in de laatste fase van de problemen onderzoek is uitgevoerd. Wel is door mij aangegeven dat gedurende lange tijd mineralen in overmaat zijn verstrekt. U heeft aangegeven dat de verstrekking plaats vond op advies van uw veevoedingsadviseur. De verstrekking was dusdanig dat stapeling van de mineralen te verwachten viel, bijvoorbeeld de stapeling van koper maar ook van mineralen zoals zink, kobalt en seleen. De overmaat van kobalt en seleen was dusdanig dat de dosering per kilogram rantsoen boven de norm kwam die gesteld wordt aan veilige en volledige diervoeders. De overmaat kon vervolgens worden bevestigd door onderzoek van levers van 3 dieren in de fase dat nog steeds veel mineralen werden verstrekt (december 2006). In de levers waren vooral het koper en zink verhoogd. De gevolgen van de overmaat aan mineralen voor de gezondheid van de dieren is moeilijk exact aan te geven. Wel passen een aantal verschijnselen bij de dieren in het beeld van een chronische koper vergiftiging, zoals een verhoogd drinkwaterverbruik, productiedaling, teveel blijven liggen en sterfte.Opvallend was verder de waarneming dat een extra kopergift van 8 gram kopersulfaat/dier/dag in de periode van 7 tot 15 december 2006 een zeer slecht effect had op de dieren. Na het stoppen van de extra mineralen herstelden de dieren weer.3. Extra onderzoek van bewaarde levermonsters. Het extra histologisch onderzoek van het leverweefsel gaf geen aanwijzingen voor "leverpathologie" (zoals leverdegeneratie wat bij kopervergiftiging wordt vastgesteld). Wel werd opnieuw "koperstapeling" vastgesteld.(…)"
"(…)
1. Indien gedaagde onjuiste aanbevelingen heeft gedaan of en in hoeverre is uit deze onjuiste aanbevelingen schade ontstaan?
Antwoord:Mijns inziens heeft de fa. AgriVAK op enkele punten onjuiste aanbevelingen gedaan:1 Het advies om in februari 2006 de dosering VAK-elementen te verhogen van 30 naar 50 gram per koe per dag. In hoeverre dit advies volledig is doorgevoerd (door beide partijen, in advisering resp. uitvoering) is niet helemaal duidelijk (zie vragen 6, 7 en 18).(…)2. Het advies om in november 2006 CuSO4 te gaan verstrekken (zie vraag 7).
. Zwavel kan met Cu neerslaan als kopersulfide (CuS). Daarnaast kan Cu gebonden worden aan S en Mo in de vorm van thiomolybdaten. Koper is uit deze verbindingen zeer slecht tot niet opneembaar voor de koe. Een hoog Mo-gehalte in combinatie met een laag S-gehalte lijkt minder hinderlijk voor de Cu-absorptie. Deze verbindingen worden grotendeels gevormd in de pens, het grootste compartiment van de voormagen van de koe. De absorptie van Cu vindt plaats in de dunne darm. Aangezien het voedsel eerst door de pens gaat en dan pas in de dunne darm aankomt, wordt de Cu-absorptie vanuit de dunne darm verlaagd als er in de pens veel S en Mo vrijkomt. Andere factoren die de Cu-absorptie uit de darm verlagen zijn ijzer (Fe), zink (Zn), cadmium (Cd), calcium (Ca) en lood (Pb). Onder Nederlandse omstandigheden zijn Fe, Zn, Cd, Ca en Pb echter van weinig betekenis.
), terwijl de koe met 705 mg Zn/kg DS ook een sterk verhoogd Cu-gehalte in de lever had (1540 bij een normaal bereik van 100-600 mg/kg DS) [7]. Ook het seleniumgehalte was bij deze koe verhoogd (3,5 hij een normaal bereik van 0,1-3,0 mg/kg DS).
Deze monsters, genomen aan het einde van en enige tijd na de beëindiging van
Antwoord:Normen voor de mineralenvoorziening van melkvee zijn weergegeven in internationale en nationale literatuur [25,29,41,45]. De meest recente Nederlandse normen, die in 2006 al gepubliceerd waren [25], geven voor melkgevende koeien een gehalte aan van 11-12 mg Cu/kg DS aan (Tabel 11.2). Voor melkvee wordt een maximum Cu-gehalte van 40 mg/kg DSaangegeven [41]Uit Tabel 1 blijkt dat de koeien alleen al via VAK-elementen Cu boven de norm verstrekt kregen. Volgens de rantsoenberekening van 14 september 2006 (ik ga ervan uit dat die gold toen op 9 november 2006 werd besloten CuSO4 te verstrekken) werd 1,74 kg VAK-elementen verstrekt aan 57 koeien. Dit is gemiddeld 30,5 gram per koe, waarin 366 mg Cu zat. Gemiddeld werd per koe 20,1 kg DS verstrekt. 366/20,1 = 18,2 mg CU/kg DS. Dit is ongeveer anderhalf keer de Nederlandse norm. De andere voeders hebben ook hun bijdrage aan Cu geleverd, waardoor het feitelijk gehalte nog hoger uit zal komen.(…)Bij gebrek aan voldoende gegevens over de andere voeders is het niet mogelijk om exact te berekenen hoe hoog het Cu-gehalte van het totale rantsoen was. Anderzijds is het, gezien de te verwachten gehalten in de andere voeders (b.v. 8,2 mg/kg DS in de kuil 1e snee 2006 [23] die ongeveer 1/3 van het rantsoen uitmaakt) aannemelijk dat het gehalte boven de 20 mg/kg uitgekomen is. De kans op een (langzame) Cu-stapeling in de lever is hierbij aanzienlijk. De grens van 40 mg/kg DS, als bovengenoemd, zal hoogstwaarschijnlijk echter niet overschreden zijn.(…)7. of en in hoeverre is het advies van gedaagde om 7 gram kopersulfaat voor te schrijven als een onjuist advies aan te merken gelet op de toentertijd spelende omstandigheden in de stal van eiser
Antwoord:
Zoals aangegeven door [appellant 2] [2] is Cu verstrekt op basis van uiterlijke kenmerken. Dit heeft hij nader omschreven als een koperbril. (…)De door hem beschreven verschijnselen als zucht (oedeem), volle hakken en dunne mest (met naar zijn inschatting een hoog kaliumgehalte) [2] (onder 4D) kunnen evenwel ook zeer goed door een overmaat aan mineralen en/of spoorelementen veroorzaakt worden (vasthouden van vocht in de weefsels (oedeem) en in het maagdarmkanaal (dunne mest) door osmotische activiteit van mineralen en spoorelementen).Mijns inziens zou dit al een reden geweest moeten zijn om af te zien van het voorschrijven van extra materialen, welke dan ook. Zeker zonder nader laboratoriumonderzoek.Het was verder ook niet waarschijnlijk dat na een aanzienlijke suppletie (= aanvulling) van mineralen en spoorelementen via de VAK-elementen gedurende de periode februari-november 2006 er nog een dusdanig Cu-tekort bij de melkgevende koeien zou hebben bestaan dat dit zich zou uiten in een koperbril. (…)Mijns inziens was het advies om onder de gegeven omstandigheden CuSO4 te gaan voeren dan ook een onjuist advies.(…)
9. waarop was het mineralenadvies aan [de maatschap] gebaseerd?
Antwoord:Hierbij verwijs ik ook naar de berekeningen bij de vragen 6 en 18.Ten eerstezijn de daadwerkelijk opgenomen hoeveelheden Cu door de koeien niet meer exact te achterhalen. Stel dat we hier alleen te maken hadden gehad met een Cu-overdosering, dan zou het probleem zich waarschijnlijk langzamer ontwikkeld hebben en wellicht ook een andere uitingsvorm hebben gehad. Een geleidelijke Cu-stapeling in de lever, dieren met een wat verlaagde voeropname en melkproductie met wellicht bij een enkel dier geelzucht of misschien een haemolytische crisis (zie vraag 17) was dan wellicht het enige geweest wat er van te merken was.Ten tweedeis hier echter het probleem dat er geen sprake is van een "enkelvoudige" overdosering, dus van Cu alleen. De overdosering betreft meerdere spoorelementen tegelijk. Daardoor is het effect ook moeilijker te duiden.Ten derde is de toediening van CuSO4 zoals in het onderhavige geval zeer gevaarlijk voor de gezondheid van de koeien. Dit had ook zonder verhoogde concentraties van andere spoorelementen snel tot ernstige problemen geleid.(…)
"… een verhoging van meerdere spoorelementen tegelijk"; toevoeging door het hof]
. Dit maakt de verschijnselen moeilijker te duiden.
In dat geval kunnen de in Tabel 1 opgegeven waarden voor 50 gram per dier per dag gebruikt worden, en wordt de overdosering dus alleen maar sterker.(…)VAK-elementen bevatten aan spoorelementen per kg 20000 mg Fe (ijzer), 12000 mg Cu, 27000 Zn, 20000 mg Mn (mangaan), 1500 mg Co (kobalt), 250 mg 1 (jood) en 300 mg Se (selenium)[17].
600 600 810 360 7,5 45 9
(20 kg melk/dag) in 150 740 490 227 9,5 1,9 2,72
(40 kg melk/dag) in 300 940 763 260 12 2,4 4,2
50
1000 1000 1350 600 12,5 75 15
in mg/dag 150 740 490 227 9,5 1,9 2,72
(40 kg melk) in mg/dag 300 940 763 260 12 2,4 4,2
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
- op basis van het rapport van [deskundige] heeft de rechtbank geoordeeld dat Agri-V.A.K. niet heeft voldaan aan het criterium van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer (rechtsoverweging 2.5 van het tussenvonnis d.d. 20 oktober 2010);
- vervolgens heeft de rechtbank op basis van de zogenaamde "omkeringsregel" geoordeeld dat sprake is van causaal verband in de zin van "conditio sine qua non"-verband tussen deze normschending en de door [de maatschap] geleden schade, behoudens door Agri-V.A.K. te leveren tegenbewijs (rechtsoverwegingen 2.8 en 2.9 van het tussenvonnis van 20 oktober 2010);
- naar aanleiding van de mondelinge verklaring van [deskundige] en de akte houdende tegenbewijs van Agri-V.A.K. heeft de rechtbank in haar eindvonnis (1) het tegenbewijs niet geleverd geacht en (2) een mate van 20% "eigen schuld" in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [de maatschap] aanwezig geacht;
- de totale schade heeft de rechtbank schattenderwijs vastgesteld op een bedrag van € 21.235,37. De vennootschap onder firma Agri-V.A.K. en haar vennoten zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van 80% van dat bedrag, derhalve € 16.988,30, vermeerderd met rente en proceskosten en de helft van de kosten van de deskundige.
5.Met betrekking tot de vermeerdering van eis
grief I in het incidenteel appel) vermeerderd met een bedrag van € 1.562,97 ter zake van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Agri-V.A.K. heeft zich ten aanzien van deze eisvermeerdering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
6.Met betrekking tot de grieven in het principaal appel
Agri-V.A.K. stelt in dit verband dat zij te vergelijken valt met een diëtist met zekere homeopathische kenmerken. De door Agri-V.A.K. toegepaste diagnostiek op basis van uiterlijke kenmerken, is de aan [de maatschap] bekende en door haar geaccepteerde werkwijze van Agri-V.A.K.
Volgens Agri-V.A.K. laat de rechtbank na om dit te motiveren en volstaat zij met een verwijzing naar het deskundigenrapport.
Ten aanzien van het advies van februari 2006 is de rechtbank er ten onrechte van uitgegaan dat Agri-V.A.K. heeft geadviseerd de dosering van 30 naar 50 gram V.A.K.-elementen per koe per dag te verhogen. De deskundige heeft in de uiteindelijke versie van zijn rapport geschreven dat er steeds gerekend is met ongeveer 30 gram. Ten aanzien van deze dosering heeft de deskundige geoordeeld dat geen sprake is van overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid van 40 mg koper per kilogram droge stof (pagina 15 van het rapport).
Voorts betoogt Agri-V.A.K. dat de (lage) Nederlandse norm voor kopervoorziening niet strekt tot het voorkomen van gevaar voor de koeien, maar strekt ter bescherming van de bodem. De Amerikaanse normen liggen veel hoger.
De gestelde normschendingen en de gevolgen daarvande maatstaf voor het handelen van Agri-V.A.K.
grief 1). Het hof is echter, mede op basis van het deskundigenrapport, van oordeel dat Agri-V.A.K., die zich afficheert als specialist op het gebied van voeding voor koeien, in het bijzonder op het terrein van mineralen en spoorelementen (productie 1 bij de memorie van grieven), op de hoogte had kunnen en behoren te zijn van de in Nederland geldende normen voor mineralen en spoorelementen, alsmede van de uiterlijke verschijnselen en klachten van zowel een tekort als een overschot aan mineralen en spoorelementen, gegeven de risico's van overdosering, waar zij ook van op de hoogte dient te zijn. In het licht hiervan heeft de deskundige de adviezen van Agri-V.A.K. beoordeeld. Het hof zal op basis van de bevindingen van de deskundige beoordelen of Agri-V.A.K. is tekortgeschoten in haar zorgplicht.
2) door begin november 2006 een tijdelijke toevoeging van kopersulfaat te adviseren.
Daarbij geeft de deskundige aan dat, gelet op de toenemende ernst van de gezondheidsklachten van de koeien sinds de zomer van 2006, Agri-V.A.K. dit laatste niet had mogen adviseren zonder eerst bloedonderzoek te (laten) verrichten. De klachten konden immers eveneens voortvloeien uit een overmaat aan mineralen en spoorelementen, hetgeen aan Agri-V.A.K. bekend had kunnen zijn. Bovendien was een mineralen-/kopertekort op dat moment niet (meer) aannemelijk. "Kijken naar de koe", de gebruikelijke werkwijze van Agri-V.A.K., was op dat moment dus niet meer voldoende en zelfs gevaarlijk.
Ten aanzien van dit advies is echter tussen partijen in geschil, zoals ook de deskundige in zijn rapport heeft onderkend, of inderdaad 50 gram is geadviseerd (stelling [de maatschap]) of 39 gram (stelling Agri-V.A.K.). Bovendien schrijft de deskundige in zijn antwoord op vraag 1 dat onduidelijk is in hoeverre dit advies volledig is doorgevoerd. Uit de voorliggende rantsoenberekeningen leidt hij af dat nooit met 50 gram per koe per dag is gerekend, maar altijd met lagere doseringen. In zijn antwoord op vraag 18 geeft de deskundige aan dat uit de rantsoenberekeningen d.d. 16 juni, 22 augustus en 1 september 2006 blijkt dat met ongeveer 30 gram per dier per dag is gerekend. Uit de rantsoenberekening d.d. 14 november 2006 blijkt dat met 40 gram per dier per dag is gerekend, maar niet duidelijk is of deze rantsoenberekening nog door [de maatschap] is gebruikt vanwege het verbreken van het contact met Agri-V.A.K., aldus de deskundige.
het advies van november 2006: tekortkoming?
Ten aanzien van dit advies betwist Agri-V.A.K. niet dat het heeft geleid tot een overschrijding van de maximale dosis van 40 mg Cu per kilogram droge stof. Wél stelt zij dat zij [de maatschap] erop heeft gewezen dat het hier ging om een "paardenmiddel", en dat [de maatschap] de risico's daarvan heeft aanvaard (
grief 2). Deze - door [de maatschap] betwiste - stellingen spelen mogelijk een rol bij de eigen-schuldvraag (artikel 6:101 BW), doch nemen naar het oordeel van het hof niet weg dat het geven van dit advies in de gegeven omstandigheden, zonder eerst (bloed- en/of lever)onderzoek te laten verrichten en/of een dierenarts of andere instantie te raadplegen een tekortkoming van Agri-V.A.K. oplevert.
het advies van november 2006: conditio sine qua non-verband?
grief 2). Zij betoogt dat reeds vóór dit advies koeien zijn afgevoerd, zodat het advies van november 2006 niet de oorzaak van de schade kan zijn geweest. Voorts betwist zij dat als gevolg van dit advies sprake is geweest van een verergering van de klachten.
Het spreekt voor zich dat het advies van november 2006 niet de oorzaak kan zijn geweest van de reeds voordien ontstane gezondheidsklachten van de koeien. Het hof neemt op basis van het deskundigenrappor wél aan dat het advies van november 2006 heeft bijgedragen aan een verergering van de klachten, althans dat het deze klachten niet heeft verholpen. Het bezwaar van Agri-V.A.K. tegen deze zienswijze van de deskundige is onvoldoende gemotiveerd. De stelling van Agri-V.A.K. dat uit het e-mailbericht van [de maatschap] d.d. 21 november 2006 blijkt dat het op dat moment al weer beter ging met de koeien, is daartoe ontoereikend. In hetzelfde e-mailbericht staat immers dat het kopersulfaat geen verbetering gaf.
tussentijdse conclusie
Grief 2treft in zoverre doel, en zal voor het overige hierna worden behandeld.
Nieuwe grondslagde devolutieve werking van het hoger beroep
"(3) Agri-V.A.K. c.s. hebben enkele gelegenheden om tijdens de toenemende problemen gedurende 2006 nader onderzoek uit te (laten) voeren dan wel derden bij de oplossing te betrekken, niet benut;(4) de door Agri-V.A.K. uitgevoerde diagnoses zijn beperkt gebleven tot slechts uiterlijke diagnoses."Deze grondslagen spitsen zich toe op de vraag of Agri-V.A.K. in de zomer van 2006 had moeten ingrijpen.
niet ingrijpen in zomer 2006: tekortkoming?
- uitgaande van 30 gram VAK-elementen per koe per dag is ongeveer anderhalf keer de Nederlandse "norm" (in de zin van de normale behoefte van een koe), neergelegd in de Handleiding Mineralenvoorziening Rundvee, Schapen, Geiten 2005, aan koper verstrekt. De deskundige schat dat, tezamen met de andere voeders, het gehalte aan koper in het rantsoen boven de 20 mg/kg DS is uitgekomen, doch dat het maximum aan koper van 40 mg/kg DS niet is overschreden. De hoeveelheid koper overstijgt echter zodanig de normale behoefte van een koe, dat de kans op een (langzame) Cu-stapeling aanzienlijk is.
- de problemen zijn niet alleen ontstaan doordat in de periode vanaf februari 2006 sprake was van een overschrijding van de dagelijkse behoefte van een koe aan koper, maar doordat sprake was van een "overdosering" van
meerderespoorelementen tegelijk (met name kobalt, selenium, koper en zink). Deze meervoudige "overdosering" doet zich reeds voor bij een verstrekking van 30 gram VAK-elementen per koe per dag (zie het antwoord van de deskundige op vraag 18 van de rechtbank, pagina 25-27 van zijn rapport).
- de deskundige acht het waarschijnlijk dat de gezondheidsklachten van de koeien
"op zijn minst ten dele" zijn veroorzaakt door de "overdosering" van
meerderespoorelementen tegelijk (zie zijn antwoord op vraag 1). Aangezien het gaat om meerdere spoorelementen, is het effect van "overdosering" echter moeilijk te duiden (de deskundige spreekt van een "gemengd" klinisch beeld en a-specifieke klachten). Bovendien is nimmer door onderzoek vastgesteld wat de precieze oorzaak van de ziekteverschijnselen was (zie zijn antwoord op vraag 18, geciteerd onder 3.1.7).
- de overige door Agri-V.A.K. gestelde, mogelijke oorzaken (stofwisselingsstoornis of andere ziekte van de koeien, schadelijke stoffen in kunstmest op het land of in het (gratis verkregen) voer, bv. Jacobskruiskruid, verkeerd mengen van het voer) acht de deskundige alle onwaarschijnlijk. Slechts ten aanzien van het kuilgras van het met Anasol bemest gras, is de deskundige iets minder stellig. Hij zegt dat partijen weliswaar van mening verschillen over de vraag in hoeverre in augustus 2006, toen de "Anasol-kuil" voor het eerst gevoerd werd, sprake was van een plotselinge verergering van de problemen, doch dat de problemen vóórdat de "Anasol-kuil" gevoerd werd erop lijken te wijzen dat de Anasol niet de
(enige) oorzaak van de problemen geweest kan zijn (zie onder 3.1.7).
- volgens de deskundige zou de schade van [de maatschap] lager zou zijn geweest indien in de zomer van 2006, toen sprake was een ernstige toename van de klachten, bloed- en of leveronderzoek zou zijn verricht, waardoor een eventuele stapeling van koper en/of andere elementen aan het licht zou zijn gekomen.
grief 5 in het principaal appelen
faalt grief II in het in het incidenteel appel.
7.De beslissing
mr. L. Janse, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 6.23 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
dinsdag 29 april 2014, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
twee wekenvoor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [de maatschap] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
éénweek voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen.