ECLI:NL:GHARL:2014:2924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
TBS P14/0019
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en verzoek om multidisciplinair advies

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 25 november 2013. De terbeschikkinggestelde, die in FPC verblijft, had beroep ingesteld tegen het bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof oordeelde dat het voldoende voorgelicht was om te beslissen op het ingediende beroep. De stelling van de terbeschikkinggestelde dat er nader multidisciplinair advies moest worden ingewonnen, werd verworpen. De wet vereist dit niet, en de noodzaak voor een onafhankelijk rapport werd niet aangetoond. Het hof overwoog dat de terbeschikkinggestelde in het verleden incidenten had vertoond, maar dat de behandeling de afgelopen drie maanden voorspoedig was verlopen zonder dwangmaatregelen. De raadsman van de terbeschikkinggestelde had betoogd dat de omzetting van de maatregel disproportioneel was en dat eerdere gedragskundige rapportages niet meer relevant waren. Het openbaar ministerie stelde dat er een hoog risico op schending van voorwaarden bestond en dat er een kader van structuur en begeleiding nodig was. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om nadere rapportage af, met de conclusie dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld.

Uitspraak

TBS P14/0019
Beslissing d.d. 3 april 2014
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in FPC [kliniek],
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 25 november 2013, houdende het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 26 november 2013;
- de aanvullende informatie van de FPC [kliniek] van 5 maart 2014, met als
bijlage de wettelijke aantekeningen van 12 augustus 2013 tot en met 20 januari 2014.
Het hof heeft ter zitting van 20 maart 2014 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, en de advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De rechtbank heeft ten onrechte de omzetting van de maatregel van terbeschikkingstelling
met voorwaarden in de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van
overheidswege bevolen. Weliswaar hebben zich in het verleden incidenten voorgedaan,
maar de afgelopen drie maanden verliep de behandeling voorspoedig, zonder dat enige vorm
van dwang was vereist en zonder dat de veiligheid in gevaar was. Onder die omstandigheden is het disproportioneel de vordering tot omzetting toe te wijzen. Daarbij
speelt ook de aard en de ernst van de indexdelicten een rol alsmede het feit dat de
reclassering bij de rechtbank heeft aangegeven dat de maatregel van terbeschikkingstelling — zeker in retrospectief — niet het meest geëigende middel was om de terbeschikkinggestelde succesvol te behandelen en te laten resocialiseren.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier
van justitie dient te worden afgewezen, omdat omzetting buiten proportioneel is. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat blijkens jurisprudentie bij een vordering tot omzetting een nader multidisciplinair onderzoek behoort te worden verricht indien de eerdere gedragskundige rapportages ouder zijn dan een jaar en verzocht om door twee gedragsdeskundigen een aanvullend multidisciplinair advies te laten opstellen over de (on)wenselijkheid van de omzetting van de maatregel.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de (aanvullende) informatie blijkt dat de terbeschikkinggestelde veel psychiatrisch zorg
en begeleiding nodig heeft en dat er sprake is van een hoog risico op schending van de
gestelde voorwaarden. Om die reden dient er een kader te zijn waarin er sprake is van
opgelegde structuur, begeleiding en indien nodig dwangmaatregelen. De advocaat-generaal
heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. De stelling dat in het geval dat overwogen wordt om een terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten in een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, nader multidisciplinair advies dient te worden ingewonnen indien de eerder uitgebrachte gedragskundige adviezen ouder dan een jaar zijn, wordt verworpen, nu de wet dit niet vereist. Ook overigens wordt het verzoek om onafhankelijke gedragskundigen nader multidisciplinair te laten rapporteren over de (on)wenselijkheid van de omzetting afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken.
Indexdelict
Het hof zal in dit geval een eigen oordeel moeten geven over de vraag of de
terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is gemaximeerd tot vier jaar, nu
aanvankelijk een terbeschikkingstelling zonder dwangverpleging is opgelegd en het
voorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering in dat geval
niet van toepassing is.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant
van 31 januari 2013 (onder meer) is veroordeeld ter zake van -kort gezegd- diefstal met geweld, meermalen gepleegd, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de
straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, ligt in die uitspraak
besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin
van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Bevestiging
Het hof is onder aanvulling van gronden als hiervoor weergegeven van oordeel dat de
rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal
het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.

Beslissing

Het hof:
wijst afhet verzoek tot het doen uitbrengen van nadere rapportage door twee onafhankelijke deskundigen;
bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 25 november 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr M. Keppels en mr J.P. Balkema als raadsheren,
en drs. G. Mensing en drs. M.G.E. Tervoort als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 3 april 2014 in het openbaar uitgesproken.
Mr Balkema en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.