Uitspraak
de vrouw,
de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar een andere woonplaats. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland een verzoek ingediend om met haar kinderen naar [woonplaats 1] te verhuizen, wat door de rechtbank was afgewezen. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, had verweer gevoerd en incidenteel appel ingesteld, waarbij hij verzocht om de vrouw te veroordelen tot terugverhuizing naar een locatie binnen 20 kilometer van zijn woonplaats, [woonplaats 2]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vrouw aanvoerde dat zij de verhuizing had geaccepteerd om een stabiele thuisbasis voor de kinderen te creëren, terwijl de man betwistte dat er een noodzaak voor de verhuizing was en stelde dat hij altijd betrokken was geweest bij de opvoeding van de kinderen. Het hof oordeelde dat de vrouw zonder toestemming van de man was verhuisd, wat de man belemmerde in zijn rol als opvoedende ouder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de vrouw voor 1 augustus 2014 met de kinderen moest terugverhuizen naar een woonplaats binnen 20 kilometer van [woonplaats 2]. Het hof wees het verzoek van de man om een dwangsom af, omdat er geen reden was om aan te nemen dat de vrouw niet vrijwillig aan de beschikking zou voldoen.