Uitspraak
[appellante] B.V.
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vonnissen die Rechtbank Groningen op 27 april 2011 en 13 juni 2012 heeft gewezen, tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (rolnummer: 118210; zaaknummer: HA ZA 10-408), zal vernietigen, en de vordering van appellante alsnog zal toewijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties."
tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellante] in haar vorderingen in appel althans haar die te ontzeggen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van beide instanties.”
3.De feiten
AFSPRAKENKADER
€ 1.200.000,- exclusief BTW’
4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
5.De Beoordeling van het hoger beroep
grieven I tot en met VIstrekken naar de kern genomen ten betoge dat tussen partijen is afgesproken dat [appellante] de machines van [geïntimeerde] tegen taxatiewaarde zou kopen, te weten de waarde in het economisch verkeer, dat de taxatiewaarde € 1.200.000,00 bedroeg en dat aan de koopprijs geen commerciële onderhandelingen ten grondslag hebben gelegen. [geïntimeerde] betwist dat partijen een koopprijs tegen taxatiewaarde zijn overeengekomen. Partijen twisten dus aldus over de inhoud van hetgeen tussen hen is overeengekomen.
de getaxeerde waardevan de inventaris en machines is. Aanknopingspunt voor een bevestigend antwoord op die laatste vraag vormen allereerst de bewoordingen van de op 4 november 2008 tussen partijen gesloten schriftelijke overeenkomst, waar deze vermeldt dat de koopprijs € 1.200.000,- bedraagt, dat de koop betrekking heeft op ‘
de inventaris, waaronder alle machinerieën (...) zoals omschreven in het taxatierapport van [taxateur] van 24 september 2008’ en voorts dat ‘
Dit taxatierapport (…) als bijlage I aan de overeenkomst (is) gehecht.’ Weliswaar is in de koopovereenkomst geen uitdrukkelijke koppeling tussen de koopprijs en ‘taxatierapport van [taxateur]’ te lezen, maar deze bewoordingen duiden wel op zo een koppeling omdat anders de zin van de verwijzing naar het ‘taxatierapport van [taxateur] van
24 september 2008’ dat als ‘bijlage I aan de overeenkomst (is) gehecht’ niet goed valt in te zien. Maar er is meer. De schriftelijke overeenkomst maakt deel uit van reeds in een eerder stadium tussen partijen in het kader van de tussen hen beoogde samenwerkingsovereenkomst gemaakte afspraken. Het was de bedoeling dat [geïntimeerde], [B] en [C] zouden participeren in een nieuw op te richten vennootschap, [appellante]. Daarbij lag het in de bedoeling dat de door [Timmerfabriek] uitgeoefende onderneming via een activatransactie zou overgaan naar van [vennootschap X], dat de machines zouden worden gekocht door [appellante] en dat [B] het onroerend goed complex in Roosendaal van [geïntimeerde] zou kopen. Het is in dat verband van belang dat reeds in het onder 3.6 genoemde ‘Afsprakenkader’ van 4 september 2008 wordt vermeld (onder 1.) dat op 26 augustus 2008 is afgesproken dat per 1 januari 2009 de inventaris, waaronder machines ‘zoals omschreven in het taxatierapport van [taxateur]’ worden overgenomen door een nog op te richten BV, [appellante], en dat (onder 4.) [appellante] voor de ‘inventaris van [Timmerfabriek] JR zoals bedoeld ad 1 € 1.200.000’ betaalt. Ook dat afsprakenkader impliceert een koppeling tussen de koopprijs en een ‘taxatierapport van [taxateur]’, dat op dat moment evenwel nog niet bestaat. Daarop is gevolgd het onder 3.9 genoemde ‘Afsprakenkader’, versie van 3 november 2008, waarin (onder 4.) de afspraak wordt herhaald dat door [appellante] ‘de inventaris, waaronder alle machinerieën’ wordt overgenomen, nu echter met de toevoeging ‘zoals omschreven in het taxatierapport van [taxateur]
d.d. 24-09-2008’ en met vermelding (onder 5.) dat [appellante] voor deze inventaris ‘zoals bedoeld ad 4.’ € 1.200.000,-‘ betaalt.
geengetaxeerde waarde voor de machines zijn overeengekomen. Aan (tegen)bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
taxatierapport van [taxateur] van 24 september 2008’betreft echter geen taxatierapport maar een inventarisrapport. Dat dat het geval was, is pas achteraf duidelijk geworden, want op het moment dat partijen de schriftelijke overeenkomst van 4 november 2008 sloten, moeten zij, gelet op de uitdrukkelijke verwijzing in die overeenkomst naar ‘het taxatierapport van [taxateur] van 24 september 2008’, in de veronderstelling hebben verkeerd dat ook daadwerkelijk sprake was van een taxatierapport. Dat partijen op 4 november 2008 daadwerkelijk in die (onjuiste) veronderstelling hebben geleefd valt naar het oordeel van het hof ook af te leiden uit diverse bij de rechtbank afgelegde getuigenverklaringen. Zo heeft Aart [B] onder meer verklaard:
Ik ben bij de samenwerking van [geïntimeerde], [B] en [C] betrokken geraakt doordat [C] mij vroeg om als adviseur aan zijn zijde zijn belangen te behartigen. (...)
24 september 2008, is van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van [geïntimeerde] jegens [appellante] (zoals is betoogd in de inleidende dagvaarding sub 33 in samenhang met sub 21) geen sprake. Voor het overige zijn door [appellante] geen bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd die, indien zij vaststaan, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van [geïntimeerde]. Daarop stuit de onder 4.1 (subsidiair) vermelde vordering tot schadevergoeding af.