Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
6 november 2013 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland (team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem) tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de schriftelijke conclusie van eis,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities van de procesadvocaten. Hierbij is akte verleend van de stukken die bij schriftelijk bericht van 6 februari 2014 door mr. Leemans namens [appellant] en van de stukken die bij faxbericht van 10 februari 2014 door mr. Van der Vorst namens [geïntimeerde] zijn ingebracht. Voorts heeft [geïntimeerde] op verzoek van het hof en met instemming van [appellant], ter gelegenheid van het pleidooi een brief van
30 maart 2010 van (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] aan [appellant] in het geding gebracht en is daarvan akte verleend.
3.De grieven[appellant] heeft de volgende grieven tegen het vonnis van 6 november 2013 aangevoerd. Het hof volgt bij de in de memorie van grieven vermelde citaten de tekst het vonnis van6 november 2013.
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in overweging 2.2 van het vonnis van
6 november 2013 het volgende overwogen:
“[appellant] is sinds 1 april 2004 in dienst bij [geïntimeerde] (…)”
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in overweging 3.2 van het vonnis van
6 november 2013 het volgende overwogen:
“[appellant] stelt, kort samengevat, dat er op 26 augustus 2013 en de dagen daarna geen sprake is geweest van ongeoorloofd werkverzuim, zoals [geïntimeerde] doet voorkomen. [appellant] heeft verlof gevraagd en gekregen voor de periode vanaf woensdag 31 juli 2013 tot en met vrijdag 30 augustus 2013. Voorafgaande aan dit verlof heeft hij vanaf 26 juli tot woensdag 31 juli 2013 extra verlofdagen gevraagd en ook hiervoor is door [geïntimeerde] toestemming gegeven, aldus [appellant]. Er is derhalve geen sprake van een dringende reden die het ontslag rechtvaardigt. Voorts moet een dergelijk ontslag een ultimum remedium zijn, dat alleen gegeven mag worden als niet met een andere sanctie kan worden volstaan en van de werkgever niet verlangd kan worden het dienstverband met deze werknemer nog langer voort te zetten. Daarvan is hier geen sprake. [appellant] heeft al die jaren goed gefunctioneerd. De sanctie van [geïntimeerde] staat dan ook in geen verhouding tot de ernstige gevolgen die deze voor [appellant] heeft. [appellant] is bereid om zijn werkzaamheden te hervatten en houdt zich beschikbaar voor het verrichten van de overeengekomen arbeid.”Grief 3
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in overweging 4.4. van het vonnis van
6 november 2013 het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter overweegt dat het verweer van [geïntimeerde], onderbouwd en toegelicht met stukken, onvoldoende is betwist door [appellant]. Met name is niet gesteld of gebleken dat [appellant] aan de daartoe bevoegde persoon (schriftelijk) toestemming heeft gevraagd en gekregen om vijf weken verlof te nemen. [appellant] stelt weliswaar dat aan [persoon 1] toestemming is gevraagd en verkregen maar zij is echter niet bevoegd om toestemming voor het vakantieverlof te verlenen. Zij voert hoofdzakelijk de administratie van de verlofdagen. Overigens betwist [persoon 1] dat zij deze toestemming voor het door [appellant] gestelde verlof zou hebben gegeven.”Grief 4
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in overweging 4.5 van het vonnis van
6 november 2013 het volgende overwogen:
“
Vooralsnog moet in rechte uitgegaan worden van ongeoorloofd verzuim van [appellant]. Met onvoldoende zekerheid kan thans geoordeeld worden of de bodemrechter dat feit niet als een dringende reden in de zin van de wet zal kwalificeren. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.”
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in overweging 4.6 van het vonnis van
6 november 2013 het volgende overwogen:
“[appellant] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.”
4.De vaststaande feiten
“Artikel 14 Overige bepalingen1. Werknemer heeft kennis genomen van het tot deze arbeidsovereenkomst behorende en bijgevoegde Huishoudelijk Reglement (…) en verklaart uitdrukkelijk in te stemmen met het van toepassing zijn van het Huishoudelijk Reglement (…)”
“Middels deze brief willen we U op de hoogte brengen van het jaarlijks aantal op te nemen vakantiedagen.In de gesprekken met jullie, net na de start van de overname van [rechtsvoorganger geïntimeerde], is niet duidelijk geworden hoeveel vakantiedagen per medewerker gebruikelijk werden opgebouwd jaarlijks door de medewerkers.
“- Vakantie- c.q. snipperdagenOp te nemen vakantie c.q. snipperdagen dienen opgenomen te worden in overleg met en hebben de goedkeuring nodig van de leidinggevende van de afdeling of depot manager, die dit meldt aan de afdeling Personeelszaken, voor de administratieve verwerking.(…)Jaarlijks moet een aaneengesloten vakantie van tenminste tien werkdagen worden opgenomen. In principe is een aaneengesloten vakantie van méér dan 15 dagen (3 weken) niet mogelijk. Alleen bij uitzondering kan een verzoek met redenen omkleed daartoe worden ingewilligd mits het werk het toelaat.(…)”
“Er is iets veranderd in onze vakantieplanning, kun je dit aanpassen.(…)[persoon 2] week 31 (do en vrij) + week 32(…)[appellant] week 31/32/33/34
“Gisteren zou je, na 4 weken vakantie, je werkzaamheden weer hebben moeten opstarten, zoals afgesproken.Wij stellen echter vast dat je gisteren, en ook vandaag, niet op je werk bent verschenen. We hebben ook geen enkel ander bericht, in wat voor vorm dan ook, ontvangen.We hebben je telefonisch geprobeerd te bereiken, gisteren en vandaag, maar op de 2 GSM-nummers die ons bekend zijn, krijgen we je niet te pakken. De lijnen lijken ook afgesloten te zijn.Het spreekt voor zich dat wij je afwezigheid met ingang van gisteren derhalve als onrechtmatig beschouwen en loonbetaling dan ook zal worden stopgezet met ingang van die dag.Verder verzoeken we je middels deze brief om je morgen om (uiterlijk) 15 uur te melden bij het bedrijf om vanaf dag moment je werkzaamheden met onmiddellijke ingang te hervatten.Indien je niet verschijnt zal je dienstverband met onmiddellijke ingang beëindigd worden.(…)”4.8 In een brief van 28 augustus 2013 van [geïntimeerde] aan [appellant], die zowel aangetekend als per gewone post is verzonden, is onder andere het volgende vermeld:
“Zoals gesteld in de brief van dinsdag 27 augustus jl. hebben wij je verzocht je werkzaamheden te hervatten, uiterlijk vandaag om 15 uur.Dit nadat je maandag en dinsdag jl. niet op het werk bent verschenen na je verlof periode, terwijl dit wel zo met je was afgesproken.Ook vandaag ben je echter niet op het werk verschenen en hebt op geen enkele manier iets van je laten horen.Zoals eveneens gesteld in onze brief gaan wij derhalve overtot beëindiging van het dienstverband met onmiddellijke ingang.(…)”
“Voor de periode van het zomerverlof stellen wij in onze depots een vakantierooster op, zo ook bij [geïntimeerde]. Dit gaat in goed overleg en aanvragen worden neergelegd bij de depot manager. Medewerkers die langs dan 3 weken willen nemen dienen dit voor te leggen aan de Directie, dit mag via de depot manager ([persoon 2]) gebeuren.Je hebt gevraagd om 4 weken vakantie die, bij wijze van uitzondering, zijn goedgekeurd (door [persoon 2] en de Directie) omdat je 2 collega’s in de productie buiten de zomervakantie periode met verlof wilde gaan, en je dus enkel vanwege dit feit gemist kon worden voor zo’n lange periode, zonder dat we qua personeelsbezetting in de problemen zouden komen.Een aanvraag voor 5 weken vakantie door jou is bij de depot manager en Directie niet ontvangen.Je hebt voor het verlof ter sprake gebracht bij [persoon 1], onze administratieve medewerkster, dat je nog een dag eerder zou willen vertrekken, al op vrijdag 26 juli. Hier is akkoord op gegeven nadat [persoon 1] dit met [persoon 2] had afgecheckt.Dan heb je, in het bijzijn van een andere collega, ter sprake gebracht bij [persoon 1] dat je ‘wel 5 weken verlof zou willen in plaats van 4 weken’, waarop [persoon 1] heeft gezegd dat dit niet zou kunnen, gezien het personeelsrooster en het beleid dat het bedrijf voert m.b.t. verlof, en ze heeft je doorverwezen naar [persoon 2]. Je hebt [persoon 2] hier vervolgens niet meer over aangesproken.Je hebt je vakantie doorgegeven voor de weken 31, 32, 33 en 34 (maandag 29 juli t/m vrijdag 23 augustus) en zo sta je ook op de vakantieplanning van [geïntimeerde] (op 27-6-2013) per E-mail gemeld aan Personeelszaken/Directie.
“In goede orde ontvingen wij uw brief d.d. 6 september jl. en wij willen daar als volgt op reageren.De heer [appellant] heeftNIETzoals hij nu stelt, vakantie aangevraagd van 31 juli t/m31 augustus, maar voor de weken 31, 32, 33 en 34, dus van maandag 29 juli t/m vrijdag23 Augustus. Hiervoor is hem toestemming gegeven, enhierover is, op geen enkel moment, onduidelijkheid geweest bij hem en/of bij ons.Vervolgens vraagt hij, zoals eerder gezegd, om een extra dag op de vrijdag 26 juli, die is goed gekeurd (na voorlegging aan de leidinggevende i.o.m. Directie) en daarna meldt hij nog dat ‘hij wel 5 weken verlof zou willen in plaats van 4 weken’. Daarop is aangegeven dat dit niet kon, gebruikelijk staan we een verlof van dergelijke lengte überhaupt niet toe. Er is hem gezegd dit voor te leggen aan zijn leidinggevende, met wie hij dit uiteindelijk niet meer opgenomen heeft, waarschijnlijk omdat meneer wist dat dit niet zou worden toegestaan. De heer [appellant] is heel goed op de hoogte van de regels omtrent het aanvragen en opnemen van verlof in ons bedrijf.De ‘verlofkaart’ waar U over spreekt is een digitale registratie van het werkelijk genoten verlof, ten bate van de verloning en die registratie gebeurt met een maand vertraging. Met de verloning van augustus (die inmiddels heeft plaatsgevonden) is de registratie derhalve bijgewerkt tot eind juli, zoals U hebt vastgesteld. Met de komende verloning van september zal deze worden bijgewerkt t/m eind augustus.De verlofkaart ‘bewijst’ niets anders dan wat de heer [appellant] in werkelijkheid aan verlof heeft opgenomen tot eind juli.(…)”4.14 In een email van 17 september 2013 van [persoon 1] aan mevrouw[mede-directeur], mede-directeur bij [geïntimeerde] (hierna: [mede-directeur]), heeft [persoon 1] laten weten drie verschillende mobiele telefoonnummers te hebben gebeld (twee mobiele telefoonnummers van [appellant] en een mobiel telefoonnummer van de vrouw van [appellant]). [persoon 1] heeft geen contact met [appellant] of diens vrouw gekregen.
“Ik heb al vroeg in het jaar (februari) al een beetje nagevraagd over de vakantieplanning. Dit had jij eind vorig jaar gevraagd om dat zo vroeg mogelijk te doen. Ik heb diverse keren aan [appellant] gevraagd wanneer hij op vakantie ging. Steeds wist hij het nog niet, want hij wist nog niet wanneer de kinderen vakantie hadden. Hij gaf eind maart/april aan dat hij5 weken wilde. Ik heb toen gezegd waar [persoon 5] bij was dat hij 3 weken vakantie mag hebben en als hij 4 weken wil dat dat i.o.m. [persoon 2] gaat. We hebben toen een vakantieplanning gemaakt in juni, betreft: [persoon 6], [persoon 2], [persoon 7] en mijzelf. [persoon 5] en [persoon 4] zouden later vakantie nemen. [appellant] gaf aan eind juli met vakantie te willen, dat werd week 31/32/33. Hij wilde 4 weken, dus heeft [persoon 2] toestemming gegeven voor week 34. Tijdens de vakantie van [persoon 2], vroeg [appellant] of hij een dag eerder met vakantie kon gaan (vrijdag 26 juli) omdat hij een auto wilde invoeren naar [geboorteland], en dat hij dat voor zaterdag (27 juli) bij de douane geregeld moest hebben. Omdat het rustig was op de werkvloer heb ik toen toestemming gegeven om die dag vrij te nemen zodat hij donderdagavond (25/7) kon vertrekken naar [geboorteland].(…)”4.17 In een in eerste aanleg overgelegde, ongedateerde schriftelijke verklaring van de depotmanager de heer [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) aan [mede-directeur] is onder andere het volgende vermeld:
“Begin van het jaar zijn we met de vakantieplanning begonnen waarbij iedereen zijn vakantie heeft doorgegeven [appellant] niet want hij wist het nog niet [appellant] kwam laat in het voorjaar met zijn vakantie waarbij hij aangaf 4 weken te willen gaan afgaand van de vakantie van de anderen zou dat geen probleem zijn en kreeg hij die ook week 31/32/33/34 hij kwam op het laatst nog mee om die vrijdag voor zijn vakantie vrij te nemen om een auto te exporteren naar [geboorteland] gezien de drukte was dat ook geen probleem naar 4 weken vakantie te hebben gehad kwam [appellant] die maandag niet opdagen naar verschillende telefoonnummer gebeld te hebben werd daar niet op gereageerd toen is [persoon 4] nog langs zijn huis gereden waar niemand aanwezig was. Er is ook nog gebeld door [persoon 5] waar ook geen respons op kwam door het uiterste gedaan te hebben. Heb ik [appellant] aan het hoofdkantoor {PZ} doorgegeven dat hij na zijn vakantie niet is op komen dagen en geen reden daar voor had en ook niks van zich heeft laten horen naar zeker verschillende telefoontjes van [persoon 1]/[persoon 5]/[persoon 4].(…)”4.18 In een in eerste aanleg overgelegde, ongedateerde schriftelijke verklaring van de heer [persoon 5] aan [mede-directeur] is onder andere het volgende vermeld:
“[appellant] vroeg eind maart/april toestemming aan [persoon 1] of hij 5 weken vakantie kan nemen. [persoon 1] heeft gezegd dat dat niet kan en dat hij dat in overleg met [persoon 2] moet doen.Ik weet dat [persoon 1] daar niet over mag beslissen.(…)”
“U heeft een WW-uitkering aangevraagd omdat u bent ontslagen. De reden hiervoor was dat u ongeoorloofd afwezig bent geweest op uw werk.Zoals u weet, hebben wij onderzoek gedaan naar de noodzaak van uw ontslag. In deze brief leest u onze beslissing.U heeft vanaf 29 augustus 2013 wel recht op een WW-uitkering, maar wij betalen de uitkering niet. De reden is dat u door uw eigen schuld werkloos bent geworden. U had namelijk kunnen weten dat uw gedrag een dringende reden is voor ontslag. U bent, zoals dat heet, verwijtbaar werkloos.(…)”
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.7 In de onderhavige kort geding procedure dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat het door [geïntimeerde] op 28 augustus 2013 aan [appellant] verleende ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Daarvoor is vereist dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een dringende, onverwijld aan [appellant] medegedeelde reden als bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De bewijslast terzake rust op [geïntimeerde]. Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] het ontslag op staande voet onverwijld aan [appellant] heeft medegedeeld.
26 augustus 2013 zijn werkzaamheden had moeten hervatten, aldus [geïntimeerde]. Aangezien [appellant] pas op 2 september 2013 is teruggekeerd op het werk, was er sprake van ongeoorloofd werkverzuim en leverde dit een dringende reden op voor ontslag op staande voet, aldus nog steeds [geïntimeerde].
23 augustus 2013. Vast staat dat de vakantieperiodes van de verschillende personeelsleden eind juni 2013 zijn vastgesteld en dat de vakantieperiode van [appellant] nadien is bijgesteld, waarbij [appellant] toestemming van [geïntimeerde] heeft gekregen om eerder, te weten op
26 juli 2013, met vakantie te gaan. [persoon 1] heeft de aanvankelijk - eind juni 2013 - tot stand gekomen vakantieplanning in haar in rechtsoverweging 4.5 vermelde email aan de directie van [geïntimeerde] doorgegeven. [geïntimeerde] heeft de vakantieplanning niet schriftelijk aan [appellant] bevestigd, ook niet nadat de periode waarin [appellant] toestemming had om verlof op te nemen, was gewijzigd. Dat had naar het voorlopig oordeel van het hof wel op de weg van [geïntimeerde] gelegen teneinde misverstanden te voorkomen, temeer nu (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] vanaf 2010 een “nieuwe en duidelijke start’ had gemaakt met een vakantieregeling, die met ingang van 1 januari 2011 ook in het huishoudelijk reglement werd vastgelegd. In dit verband acht het hof voorts van belang dat [geïntimeerde] achteraf, met een maand vertraging, digitaal registreerde welke verlof een werknemer daadwerkelijk in de daarin voorafgaande maand had opgenomen. Ook door deze werkwijze en het ontbreken van een - ook bij haar werknemers bekende -
up to dateverlofregistratie, heeft [geïntimeerde] de kans op misverstanden in het leven geroepen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 305,82 voor verschotten (€ 92,82 explootkosten en € 213,- griffierecht) en op € 400,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
6.De beslissing
€ 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;