ECLI:NL:GHARL:2014:2746

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
200.133.337-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en beoordeling van relevante omstandigheden

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wijziging van de door de man te betalen kinderalimentatie voor de kinderen [kind] en [kind 2]. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om een verhoging van de alimentatie van € 156,91 naar € 350,- per kind per maand, met terugwerkende kracht. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 5 juni 2013 de alimentatie verhoogd, maar de man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De vrouw heeft aangevoerd dat haar inkomen is gedaald en dat zij recentelijk is gescheiden, wat haar behoefte aan een hogere alimentatie zou rechtvaardigen. De man heeft echter betwist dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden en heeft gesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar huidige financiële situatie.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw geen volledige inzage heeft gegeven in haar inkomsten en vermogen, waardoor het niet mogelijk was om te beoordelen of er daadwerkelijk sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden. De vrouw heeft geen jaarstukken over 2012 en 2013 overgelegd en heeft haar inkomen niet op andere wijze onderbouwd. Het hof concludeert dat de echtscheiding van de vrouw op zich geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden oplevert, en dat de daling van haar inkomen niet voldoende is aangetoond. Daarom heeft het hof het verzoek van de vrouw tot wijziging van de alimentatie afgewezen en de beschikking van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.337/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/126299 / FA RK 13-573)
beschikking van de familiekamer van 27 maart 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de vrouw,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. I. Wagenaar, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 5 juni 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 5 september 2013;
- het verweerschrift, ingekomen op 31 oktober 2013;
- een journaalbericht van mr. Wagenaar van 4 november 2013 met bijlage, ingekomen op 5 november 2013;
- een journaalbericht van mr. Rauwerda van 30 januari 2014 met bijlagen, ingekomen
op 30 januari 2014;
- een fax van mr. Rauwerda van 21 februari 2014, ingekomen op 21 februari 2014;
- een brief van mr. Wagenaar van 21 februari 2014, ingekomen op 24 februari 2014.
2.2
De minderjarige [kind] (hierna te noemen [kind]) is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot de zaak, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 10 februari 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Zowel mr. Rauwerda als mr. Wagenaar heeft het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
[kind], geboren [in 1996] (hierna te noemen: [kind]) en
[kind 2], geboren [in 1998] (hierna te noemen: [kind 2]), over wie de vrouw alleen het gezag uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 29 december 1999 heeft de rechtbank Leeuwarden de tussen partijen bereikte overeenstemming met betrekking tot de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] en [kind 2] in een beschikking vastgelegd en bepaald dat de man met ingang van 1 oktober 1999 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] en [kind 2] een bedrag van fl 250,- (zijnde € 113,45) per kind per maand zal voldoen.
Deze bijdrage bedroeg met ingang van 1 januari 2013 ingevolge de wettelijke indexering € 156,91 per kind per maand.
3.3
De vrouw heeft de rechtbank bij verzoekschrift van 2 april 2013, bij de rechtbank binnengekomen op 5 april 2013, verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] en [kind 2] van € 350,- per kind per maand, met ingang van de datum eerste aanschrijving, zijnde 21 januari 2013, dan wel datum verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en bedrag. Tevens heeft de vrouw verzocht om de man te veroordelen een bedrag aan verschuldigde termijnen indexering te voldoen. De man heeft niet tijdig een verweerschrift ingediend.
3.4
Bij bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank van
29 december 1999 gewijzigd en bepaald dat de man per 21 januari 2013 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] en [kind 2] aan de vrouw dient te voldoen van € 350,- per kind per maand en het overige verzoek van de vrouw afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De man is met één grief, die uiteenvalt in een drietal sub-grieven, in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 5 juni 2013. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
4.2
De geschilpunten tussen partijen betreffen:
● de wijziging van omstandigheden;
● de behoefte van [kind] en [kind 2];
● de draagkracht van de man.

5.De motivering van de beslissing

De wijziging van omstandigheden
5.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. De vrouw heeft aan haar inleidende verzoek ten grondslag gelegd dat zij sinds 2011 werkzaam is als zzp-er en dat haar inkomen sterk is teruggelopen ten opzichte van 2011, voorts stelt de vrouw dat zij onlangs is gescheiden van haar tweede man waardoor zij behoefte heeft aan een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
5.2
De man stelt dat op basis van de overgelegde stukken niet beoordeeld kan worden of het inkomen waarmee in 1999 aan de zijde van vrouw rekening is gehouden afwijkt van haar huidige inkomen. Voorts stelt de man dat er bij de bepaling van de onderhoudsbijdrage in 1999 geen rekening is gehouden met de draagkracht van de stiefvader, waardoor de echtscheiding volgens de man geen grondslag kan vormen voor het wijzigen van het verzoek. Naar de mening van de man dient de vrouw derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden dan wel dient haar verzoek alsnog te worden afgewezen.
5.3
Naar het oordeel van het hof levert de echtscheiding van de vrouw wel een wijziging van omstandigheden op, doch geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden. Bij de vaststelling van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen is immers geen rekening gehouden met de draagkracht van een onderhoudsplichtige stiefouder aangezien daar op dat moment geen sprake van was. Daarnaast heeft de vrouw niet gesteld en/of aangetoond dat de stiefvader een bijdrage leverde in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
5.4
De tweede wijziging van omstandigheden waarop de vrouw haar wijzigingsverzoek heeft gegrond, is gelegen in het teruglopen van haar inkomen. Het hof is echter niet in staat te beoordelen of er op dit punt sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als hiervoor bedoeld nu de vrouw geen (volledige) inzage heeft gegeven in haar huidige inkomsten en vermogen. De vrouw heeft niet aangetoond wat haar inkomsten zijn geweest in 2012 en 2013, zodat het hof niet in staat is om te beoordelen of er sprake is van een terugval in inkomsten ten opzichte van 2011. De vrouw heeft enkel een tabel in het geding gebracht waaruit de opbrengsten in 2013 zouden moeten blijken. Zij heeft geen jaarstukken over 2012 en 2013 in het geding gebracht en heeft ook nagelaten haar inkomen op een andere wijze te onderbouwen, bijvoorbeeld door het in het geding brengen van haar aanslagen inkomsten-belasting.
5.5
Het hof is om bovenstaande redenen op geen enkele wijze in staat te beoordelen wat het inkomen van de vrouw over de afgelopen twee jaar is geweest en hoe deze inkomsten zich verhouden tot het inkomen van de vrouw in 2011. Het hof is dan ook niet in staat te beoordelen of er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als hiervoor bedoeld.
5.6
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van de vrouw tot wijziging van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen dan ook te worden afgewezen.
5.7
Nu er geen grond is voor een wijziging van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen, komt het hof niet toe aan een bespreking van hetgeen partijen omtrent de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man naar voren hebben gebracht.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2013;
wijst het inleidend verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 29 december 1999 af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. A.H. Garos en mr. D.J. Buijs, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 maart 2014 in bijzijn van de griffier.