Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1] ,
12.[geïntimeerde 12] ,
Wassenaar-Crossen haar vennoten
Eradus Holding Carribean Ltd.,
18. [geïntimeerde 18] ,
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
16 februari 2009, 20 januari 2010, 10 februari 2010 en 21 december 2011 van de rechtbank Groningen.
2.Het geding in hoger beroep
- het pleidooi waarbij pleitnotities zijn overgelegd.
3.Rechtsmacht Nederlandse rechter
4.Wijziging van eis
5.Bevoegdheid gewone rechter - grieven I en II
"1. Alle geschillen die ter zake van deze overeenkomst van de vennootschap of van nadere daarmee in verband staande overeenkomsten mochten opkomen, zullen, voorzover de beslissing niet bij een akte of een nadere daarmede in verband staande overeenkomst uitdrukkelijk aan anderen is opgedragen, tussen partijen en/of rechtverkrijgenden worden beslecht door drie arbiters of - indien alle partijen het erover eens zijn dat één arbiter voldoende is - door één arbiter. […]"
Gelet op het in artikel 17 Gw vervatte grondrecht dient een arbitraal beding in beginsel restrictief te worden uitgelegd.
[geïntimeerden] vorderen schadevergoeding wegens onrechtmatige daad van [appellant] .
beroept zich op het arbitraal beding uit de vennootschapsakte, maar hij was in persoon geen partij bij die akte. [geïntimeerden] hebben hun vordering ingesteld tegen [appellant] en niet tegen de beherend vennoot, MEI GmbH .
Bovendien vorderen [geïntimeerden] geen nakoming van de overeenkomst van vennootschap, maar schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
Op een dergelijke vordering is het arbitraal beding uit de vennootschapsakte niet van toepassing. Het hof acht zich daarom bevoegd over de zaak te oordelen.
De omstandigheid dat uit de stellingen die van [geïntimeerden] ter onderbouwing van hun vordering innemen blijkt dat het onrechtmatig handelen dat zij [appellant] verwijten daaruit bestaat dat hij heeft bewerkstelligd dat de beherend vennoot tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de vennootschapsakte voortvloeiende verplichtingen, kan aan de bevoegdheid van de gewone rechter niet afdoen, maar speelt wel een rol bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering, zoals uit het volgende zal blijken.
grieven I en IIfalen.
6.De feiten - grieven III tot en met VI
(2.1. tot en met 2.9) een aantal feiten vastgesteld. [appellant] heeft tegen die vaststelling in de rechtsoverwegingen 2.4, 2.7 en 2.8 een aantal grieven ontwikkeld (III, IV, V en VI). Het hof zal hetgeen door die grieven wordt bestreden dan ook niet als vaststaand aanmerken.
Voor het overige is niet van bezwaren gebleken, zodat ook in hoger beroep van de overige door de rechtbank vastgestelde feiten zal worden uitgegaan. Aangevuld met hetgeen in dit hoger beroep is komen vast te staan gaat het om het volgende.
De C.V. heeft blijkens artikel 2 van haar oprichtingsakte ten doel de aan- en verkoop van een industriebedrijf met bedrijfspanden in [Tsjechië] , en voorts het verrichten van al hetgeen met vorenstaande rechtstreeks of zijdelings in verband kan staan, alles in de meest ruime zin genomen. Blijkens het uittreksel uit het Handelsregister heeft de C.V. 58 vennoten en bedraagt de inbreng € 2.273.500,-.
" MEI Beheer B.V. O.H.O. Roudnice Real Estate C.V. "
De door hem beheerste vennootschap AHK Beheer B.V. houdt 50% van de aandelen in het kapitaal van MEI GmbH . Reggehuys Management B.V. houdt de overige 50% aandelen in MEI GmbH .
7.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
31 december 2005 aan ieder van hen en vermeerderd met de kosten van het geding, de beslagkosten daaronder begrepen.
[geïntimeerden] € 50.000,- per persoon te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2009.
8.Toepasselijk recht - grieven IX en X
[geïntimeerden] hebben het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd (mva sub 81):
Het onrechtmatig handelen van [appellant] bestaat daaruit dat hij als bestuurder van de beherend vennoot MEI GmbH zodanig heeft gehandeld dat de beherend vennoot wanprestatie heeft gepleegd jegens de commanditaire vennoten. Die handelingen bestonden onder meer daaruit dat MEI GmbH de doelstelling van de C.V., zoals weergegeven in de vennootschapsakte niet is nagekomen, de gelden van de C.V. heeft aangewend voor andere doelstellingen dan de overeengekomen doelstelling, de gelden van de C.V. deels heeft geïnvesteerd zonder zekerheden te bedingen ten gunste van de C.V., jaarrekeningen van de C.V. niet heeft opgemaakt, en tenslotte in maart 2008 heeft toegestaan dat de vordering die de C.V. had op Labyrint verrekend werd met een schuld die Reggehuys Management op Labyrint had.
Roundnice CV is een naar Nederlands recht opgerichte commanditaire vennootschap en zij heeft haar zetel in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Zoals [appellant] in de toelichting op grief IX terecht heeft aangevoerd heeft de rechtbank ten onrechte art. 2:11 BW van toepassing geacht. Nu Roudnice een C.V. is, een vennootschap die geen rechtspersoonlijkheid bezit, valt zij niet onder het bereik van genoemde bepaling.
MEI GmbH is geen bestuurder, maar beherend vennoot van de C.V. en er vindt daarom geen doorbraak plaats naar [appellant] , de natuurlijke persoon die bestuurder van MEI GmbH is.
De
interneverhouding tussen MEI GmbH en [appellant] als haar bestuurder wordt beheerst door Duits recht.
externeaansprakelijkheid wegens onrechtmatig handelen van de bestuurder ( [appellant] )
zèlfjegens een derde ( [geïntimeerden] ) die wederpartij is van MEI GmbH .
Die verbintenis vloeit niet voort uit het vennootschapsrecht en daarop is het incorporatierecht niet van toepassing. De aansprakelijkheid wordt dan beheerst door het recht dat van toepassing is op onrechtmatige daad (Hof Leeuwarden 11 juni 2008
ECLI:NL:GHLEE:2008:BF2830), de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad, hierna: WCOD.
[geïntimeerden] halen de EG Verordening nr. 864/2007 (Rome II) aan, maar die Verordening is in casu niet van toepassing omdat de schadeveroorzakende gebeurtenissen voor de inwerkingtreding daarvan (op 11 januari 2009) hebben plaatsgehad (art 31 en 32 van de Verordening).
Ook voor zover [geïntimeerden] [appellant] hebben verweten onrechtmatig te hebben gehandeld door daags na het sluiten van de overeenkomst tussen MEI GmbH en Labyrint , namens
AHK Beheer B.V. een geldlening aan te gaan met Labyrint , geldt dat de aansprakelijkheid wordt beheerst door de WCOD. Behoudens rechtskeuze is dat het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden (lex loci delicti), dan wel het recht van het land waar alle betrokken partijen zijn gevestigd en waar de rechtsgevolgen zich geheel afspelen, dan wel het land met de nauwste band. In dit geval heeft de zaak raakvlakken met drie landen, te weten Nederland, Duitsland en Tsjechië. De zaak heeft de nauwste band met Nederland, nu de meeste van de in het geding betrokken partijen woonplaats hebben in Nederland, Roudnice C.V. in Nederland is opgericht en gevestigd en de gevolgen van de gestelde onrechtmatige daad zich hoofdzakelijk in Nederland doen voelen, nu [geïntimeerden] stellen schade in hun vermogen te hebben geleden en de meesten van hen woonplaats hebben in Nederland.
ieder voor zicheen vordering ingesteld. Zij stellen dat hun inbreng door wanprestatie van de beherend vennoot niet besteed is aan het doel waarvoor het was bestemd en dat zij daardoor schade hebben geleden. Zij geven aan dat hun schade gelijk is aan de schade die de C.V. lijdt en zij stellen zich op het standpunt dat zij gerechtigd zijn ieder afzonderlijk hun aandeel in die schade te vorderen.
Dat de C.V. een afgescheiden vermogen kent, houdt in dat de vennootschappelijke goederengemeenschap zowel in als buiten faillissement van de vennootschap, zowel tijdens het bestaan van de vennootschap als na ontbinding daarvan, dient als verhaalsobject voor de crediteuren van de vennootschap en als zodanig is afgescheiden van het privévermogen van de vennoten.
Voor de beoordeling van deze grieven is evenwel van belang dat de vennootschappelijke goederengemeenschap tevens een gebonden gemeenschap vormt, dat wil zeggen dat over de in de gemeenschap gebrachte goederen voor de duur van de vennootschap uitsluitend ter verwezenlijking van haar doeleinden mag worden beschikt. Noch een afzonderlijke vennoot, noch een privé-crediteur van een vennoot kan tijdens het bestaan van de vennootschap een verdeling van de gemeenschap vorderen en evenmin kan een afzonderlijke vennoot over zijn aandeel in de onverdeelde gemeenschap beschikken noch over zijn onverdeelde aandeel in bepaalde onderdelen van de gemeenschap. Er is sprake van een beschikkingsgebondenheid van de vennoot, die zich ook uitstrekt tot de in de vennootschappelijke goederengemeenschap vallende rechten op genot van een goed en de vorderingsrechten van de vennootschap; dat is van de gezamenlijke vennoten als zodanig.
allevennoten gezamenlijk. De gebonden aard van het vennootschappelijke vermogen staat eraan in de weg dat [geïntimeerden] buiten de C.V. om hun aandeel in de schade van MEI GmbH of [appellant] vorderen. [appellant] heeft immers onweersproken gesteld dat Roudnice C.V. niet is ontbonden (mvg noot 31).
De vordering tot schadevergoeding is een vordering die aan de C.V. toekomt en niet aan de individuele commanditaire vennoten. [geïntimeerden] hebben de vordering echter niet ten behoeve van de C.V. ingesteld. Hun vorderingen stuiten daarop af.
[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg aangevoerd dat [appellant] ook onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door daags na het sluiten van de overeenkomst tussen MEI GmbH en Labyrint namens AHK Beheer B.V. een geldlening met Labyrint aan te gaan.
Zonder nadere toelichting, die in eerste aanleg noch in hoger beroep is gegeven, valt niet in te zien dat de schade die [geïntimeerden] stellen te hebben geleden, te weten het verloren gaan van hun inbreng in de C.V., in causaal verband staat met het aangaan van een overeenkomst van geldlening tussen AHK Beheer B.V. en Labyrint . Ook voor zover de vorderingen van
op deze grondslag zijn gebaseerd komen ze niet voor toewijzing in aanmerking.
Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in beide instanties, met dien verstande dat de kosten van het bevoegdheidsincident ten laste van [appellant] blijven.
De kosten worden voor zover gevallen aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak wat betreft het geliquideerd salaris voor de advocaat begroot op € 9.030,- in eerste aanleg
(3,5 pt tarief 2.580,-) en op € 11.685,- (3 pt tarief € 3.895,-) in hoger beroep.
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
in eerste aanleg op € 1.185,- aan verschotten en op € 9.030,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en