Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van een vader, die door zijn zonen was verzocht onder curatele te worden gesteld wegens verkwisting. De vader, geboren in 1927, had in het verleden aanzienlijke bedragen aan een vrouw, [G], gegeven, die hem had overtuigd dat dit in zijn belang was. De zonen, [A] en [B], stelden dat de vader niet in staat was zijn eigen financiële belangen te behartigen en dat hij onder invloed van [G] handelde, wat leidde tot financiële verliezen. De rechtbank Gelderland had eerder op 4 juli 2013 de vader onder curatele gesteld en [A] benoemd tot curator. De vader ging in hoger beroep tegen deze beschikking, met de stelling dat een minder ingrijpende maatregel, zoals onderbewindstelling, ook voldoende zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2014 gaven de vader en zijn zonen aan dat de vader weliswaar financiële hulp nodig had, maar dat hij niet onder curatele wilde staan. Het hof oordeelde echter dat de vader, gezien zijn financiële situatie en de invloed van [G], niet in staat was om zijn eigen belangen te behartigen. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en bekrachtigde de curatele, waarbij het belang van de vader voorop stond. Het hof benadrukte dat curatele de curator in staat stelt om ongedaan gemaakte rechtshandelingen te herstellen, wat niet mogelijk is bij onderbewindstelling. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.