ECLI:NL:GHARL:2014:2579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
13/00731
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding bij WOZ-waarde vaststelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen de WOZ-waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling. De heffingsambtenaar heeft de waarde verlaagd, maar de belanghebbende was niet tevreden met de toegepaste wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof oordeelt dat de rechtbank een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van de wegingsfactor voor de proceskosten. Het Hof stelt vast dat de heffingsambtenaar geen beleidsvrijheid heeft en dat de wegingsfactor moet worden vastgesteld volgens de richtlijnen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de proceskosten en stelt de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 486,90. Voor het hoger beroep wordt de wegingsfactor op 0,5 gesteld, wat leidt tot een proceskostenvergoeding van € 487. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende in zowel bezwaar als hoger beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 maart 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00731
uitspraakdatum:
25 maart 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 mei 2013, nummer AWB 12/1164, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Tubbergen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2011 voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 549.000.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 449.000. De heffingsambtenaar heeft daarbij belanghebbende een kostenvergoeding toegekend van € 323,15.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 mei 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar, voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding, vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten in bezwaar en beroep ad € 352,90 respectievelijk € 236.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde [A] alsmede
mr. [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
In het tegen de onder 1.1. genoemde beschikking gerichte bezwaarschrift heeft belanghebbendes gemachtigde de heffingsambtenaar verzocht om een proceskostenvergoeding. In het aanvullend bezwaarschrift heeft hij de vergoeding voor het indienen van het bezwaarschrift met toepassing van een wegingsfactor 1 een bedrag van
€ 218 berekend.
2.2
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar belanghebbende een kostenvergoeding toegekend. Met betrekking tot de toegepaste wegingsfactor bij de berekening van de toegekende proceskosten is in de uitspraak het volgende opgenomen.
“De vergoeding is berekend overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht en de Beleidsregels proceskosten in fiscale procedures gemeente Tubbergen 2012. Hiervoor is een wegingsfactor gehanteerd van 0,25 (de inhoud van het bezwaarschrift is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport).”
2.3
De Rechtbank heeft vastgesteld dat de voor de bezwaarfase vastgestelde vergoeding niet lager is dan voortvloeit uit de door de heffingsambtenaar vastgestelde beleidsregel. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat zij het beleid van de heffingsambtenaar niet onredelijk acht. Op deze gronden heeft zij het beroep van belanghebbende in zoverre verworpen. De Rechtbank heeft bij de berekening van de proceskostenvergoeding in beroep een wegingsfactor 0,5 gehanteerd.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de heffingsambtenaar en de Rechtbank bij de berekening van de kosten van rechtsbijstand in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep de juiste wegingsfactor voor het gewicht van de zaak hebben toegepast.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en tot proceskostenvergoedingen in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep die zijn berekend met toepassing van een wegingsfactor 1.
3.4
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank een onjuist toetsingskader gehanteerd. Bij het vaststellen van het gewicht van de zaak heeft de heffingsambtenaar geen beleidsvrijheid. Hij dient het gewicht van een zaak vast te stellen overeenkomstig de in onderdeel C van het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen tabel. Daarbij is hij
– zoals hij terecht aanvoert – niet gebonden aan de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2012, 26.039 (hierna: de Richtlijn), doch dit neemt niet weg dat de rechter heeft te toetsen of de heffingsambtenaar de juiste wegingsfactor heeft toegepast. Die toetsing is geen marginale toetsing. De rechter dient zelfstandig – op grond van een eigen waardering – te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (HR 23 september 2011, nr. 10/04238, ECLI:NL:HR:2011:BT2293) en als hij tot de conclusie komt dat de heffingsambtenaar een andere, dus onjuiste factor heeft toegepast, dient hij de heffingsambtenaar te corrigeren.
4.2
De heffingsambtenaar wijst er terecht op dat het Hof evenmin als de heffingsambtenaar is gebonden aan de Richtlijn. Het Hof zal bij de beoordeling in welke gewichtscategorie een zaak valt daarop wel acht slaan. Naar het oordeel van het Hof was het gewicht van de onderhavige zaak in de bezwaarfase gemiddeld. Nu de heffingsambtenaar en de Rechtbank van een andere categorie zijn uitgegaan, zal het Hof hun uitspraken in zoverre vernietigen.
4.3
Gelet op het vorenoverwogene stelt het Hof de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase op € 486,90 (€ 200 (taxatiekosten) + € 38 (BTW) + € 5,90 (kadasterkosten) +
€ 243 (1 punten voor het bezwaarschrift, waarde per punt 243, wegingsfactor 1).
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

Voor het hoger beroep stelt het Hof de wegingsfactor op 0,5 nu slechts de proceskostenvergoeding in geschil is. De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 487 (2 punten voor het hogerberoepschrift en zitting, waarde per punt € 487, wegingsfactor 0,5) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen over de proceskosten in beroep en het griffierecht,
– verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de proceskosten,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar tot een bedrag van € 486,90,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 487,
– gelast dat de heffingsambtenaar belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 118 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 25 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts)
(J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 april 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.