ECLI:NL:GHARL:2014:2564
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Sekeris
- J. de Witt
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de officier van justitie bij toerekening van administratieve sancties en administratiekosten
In deze zaak gaat het om de vraag of de verhoging van een administratieve sanctie van rechtswege plaatsvindt indien alleen de administratiekosten niet tijdig zijn voldaan. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 70,- opgelegd gekregen, met daarnaast € 6,- aan administratiekosten. De kantonrechter had het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van verhaal op zijn bankrekening gegrond verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat het sanctiebedrag niet tijdig was betaald. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het hof oordeelt dat de verhoging van de sanctie, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), alleen plaatsvindt als de sanctie niet tijdig volledig is betaald. Het hof stelt vast dat de officier van justitie niet de bevoegdheid heeft om het betaalde bedrag eerst in mindering te brengen op de administratiekosten. Dit is niet in de wet geregeld en de officier kan hieraan geen bevoegdheid ontlenen. De wetgever heeft in artikel 2a van de WAHV bepaald dat de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de inning van administratieve sancties en administratiekosten op grond van de WAHV.
Het hof concludeert dat de kantonrechter op goede gronden heeft beslist en bevestigt de beschikking. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van duidelijke regelgeving omtrent de toerekening van betalingen in het bestuursrecht, en de beperkingen van de bevoegdheden van de officier van justitie in dit kader.