Uitspraak
1.[de moeder],
2.Bureau Jeugdzorg Friesland,
3.de familie [X 1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
dat het verzoek van de raad, (naar het hof begrijpt:) voor wat betreft het verzoek de vader
te ontheffen van het gezag over [minderjarige], wordt afgewezen.
De vader is ter zitting van het hof verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
Namens de raad is de heer [X 2] verschenen, namens de moeder is mr. [Y] verschenen en namens de stichting zijn de heer [Z] en de heer mr. F.M. de Jong verschenen. Mr. De Jong heeft ter zitting van het hof een pleitnotitie overgelegd.
De moeder en de pleegouders zijn niet verschenen.
3.De vaststaande feiten
Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding op 22 juli 2011.
van 3 februari 2011 voorlopig onder toezicht was gesteld en met spoed uit huis was geplaatst. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn sindsdien
telkens verlengd. [minderjarige] verblijft sinds 3 februari 2011 bij de pleegouders.
4.De motivering van de beslissing
Uit de beantwoording van de vragen die ter zitting van het hof aan de vader zijn gesteld,
is duidelijk naar voren gekomen dat de vader het belang van [minderjarige] niet boven zijn eigen belang kan stellen. De vader is hierin ook ter zitting van het hof in het geheel niet te sturen gebleken. Naar het oordeel van het hof is, op grond van al het voorgaande, voldoende komen vast te staan dat de vader onmachtig is om [minderjarige] op te voeden en te verzorgen.
Doordat de vader elke medewerking weigert aan de hiervoor vermelde noodzakelijk geachte onderzoeken, voor welke onderzoeken gerechtvaardigde gronden bestaan, heeft het hof geen aanleiding te veronderstellen dat dit anders zou zijn. De enkele omstandigheid dat
de laatste drie omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] goed zijn verlopen, is daartoe onvoldoende en maakt dit oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders.
5.De slotsom
6.De beslissing
mr. R. Feunekes, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 maart 2014.