Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw mr. [X] en mevrouw[Y] namens BJZ. De echtgenoot van de moeder, de heer [Z], is als toehoorder in de zittingszaal aanwezig. BJZ heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
3.De vaststaande feiten
de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van 15 augustus 2012 tot
15 augustus 2013, een uitgebreid overzicht gegeven van de feiten en achtergronden. Het hof verwijst naar de in die beschikking onder de rechtsoverwegingen 2. tot en met 7. opgenomen feiten en achtergronden, welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
het gezag over de minderjarige [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige]), geboren
op [geboortedatum] in de [geboorteplaats], en BJZ benoemd tot voogd over [minderjarige].
4.De motivering van de beslissing
De maatregel kan worden verlengd indien de gronden zich nog voordoen.
Volgens de moeder gaat de omgang met [minderjarige] goed en kan [minderjarige] ook in het gezin van de moeder stabiliteit, rust en veiligheid krijgen. De moeder geeft aan dat zij thans een stabiel leven heeft. De moeder is gehuwd met de heer [Z] en verkoopt - samen met hem - verschillende spullen op markten. De moeder verwijst (nogmaals) naar het verslag van het door drs. [Q] verrichte psychologische onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek laten een moeder zien die zich meewerkend en coöperatief opstelt. De door BJZ gewenste trainingen heeft zij gevolgd en afgesloten. De moeder weet niet hoe zij BJZ nog moet tonen dat de zorgen niet terecht zijn. Zij is in staat [minderjarige] een passend opvoedingsklimaat te bieden en is bereid daarbij hulpverlening te accepteren.
gehecht aan de pleegouders en dat het niet in haar belang is dat de goede ontwikkeling die
zij bij de pleegouders doormaakt, wordt doorbroken door een thuisplaatsing bij de moeder. [minderjarige] is cognitief beperkt en is erg beschadigd door haar ervaringen in de gezinssituatie bij
de moeder, waardoor er sprake is van een verzwaarde opvoedingseis. Gebleken is dat de pleegouders aan deze verzwaarde opvoedingseis kunnen voldoen. [minderjarige] heeft intensieve hulpverlening gehad, waarbij de pleegmoeder nauw betrokken is geweest.
Het hof verwijst in deze naar hetgeen het hof ter motivering van de beslissing tot verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in de beschikking van 17 januari 2013 heeft overwogen en neemt die motivering - na eigen onderzoek - over.
gelet op de bij de moeder geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek, onvoldoende is
om tot het oordeel te kunnen komen dat de moeder thans wel voldoende draagkrachtig is om, structureel, de verzwaarde opvoedingssituatie van [minderjarige] aan te kunnen. Het hof is dan ook, met BJZ, van oordeel dat het voor de moeder, ondanks dat zij veel van [minderjarige] houdt, niet haalbaar is om de opvoedingsverantwoordelijkheid voor [minderjarige] te dragen.
5.De beslissing
locatie Leeuwarden, van 14 augustus 2013, waarbij de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in
15 augustus 2013 tot 15 augustus 2014;
G.M. van der Meer, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 maart 2014.