Uitspraak
[appellant],
Administratiekantoor [geïntimeerde],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het vonnis dat op 2 oktober 2010 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle, zowel in conventie als in reconventie tussen partijen is gewezen te vernietigen, en opnieuw recht doende, alsnog de conventionele vordering van geïntimeerde af te wijzen, en in reconventie te vernietigen de op 26 januari 2010 door appellant ondertekende brief waarbij hij zich in privé aansprakelijk stelt richting geïntimeerde voor de betaling van de facturen van geïntimeerde richting [B.V. X], en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
2.De feiten
3.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het hoger beroep
grief Izich tegen de verwerping door de kantonrechter van het beroep op de vernietigbaarheid van deze tussen partijen gesloten overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. De kantonrechter heeft daarbij, terecht niet bestreden, tot uitgangspunt genomen (rov. 6.) dat misbruik van omstandigheden aanwezig is wanneer iemand (
[geïntimeerde]) die weet of moet begrijpen dat een ander (
[appellant]) door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen zij (
[geïntimeerde]) weet of moet begrijpen haar (
[geïntimeerde]) daarvan zou behoren te weerhouden. Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat op [appellant] de last rust de feiten te stellen, en zo nodig te bewijzen, die zijn beroep op artikel 3:44 lid 4 BW kunnen dragen. Het betreft immers een zogenaamd bevrijdend verweer.
grief III, die betrekking heeft op de proceskosten, dat lot delen.