GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.134.752/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/141070/FA RK 13-1142)
beschikking van de familiekamer van 18 maart 2014
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Mulder, kantoorhoudend te Groningen;
Raad voor de Kinderbescherming regio Noord Nederland, locatie Groningen,
kantoorhoudende te Groningen,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Belanghebbenden:
[de vader],
postadres te [plaats],
verder te noemen: de vader;
Stichting William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
kantoorhoudende te Amsterdam,
verder te noemen: de stichting;
de familie [X],
pleegouders van [minderjarige 1],
verder te noemen: de familie [X];
[Y],
advocaat mr. L.S. Slinkman, kantoorhoudend te Hoogezand,
hierna ook te noemen: mevrouw [Y],
[Z],
pleegouders van [minderjarige 2],
verder te noemen: de [familie Z].
1.
Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie [plaats] (hierna: de rechtbank), van 23 juli 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
2.1Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 oktober 2013, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor zover het de gedwongen ontheffing van het gezag van de moeder over de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betreft.
2.2Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 november 2013 heeft de raad het verzoek van de moeder in hoger beroep bestreden en verzocht het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover het betreft de beslissing om de ouders te ontheffen van het ouderlijk gezag over de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en voor zover het betreft de beslissing om BJZ te belasten met de voogdij over de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1], waarbij de maatregel wordt uitgevoerd door de stichting.
2.3Tevens heeft de raad bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de benoeming van mevrouw [Y] tot voogd over de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2] betreft en om BJZ te belasten met de voogdij over de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2], waarbij deze maatregel wordt uitgevoerd door de stichting.
2.4Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 30 december 2013, heeft de moeder geconcludeerd tot referte ten aanzien van hetgeen is verzocht bij wege van incidenteel appel.
2.5Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 6 januari 2014, heeft mevrouw [Y] het verzoek in het incidenteel beroep bestreden en verzocht het incidenteel beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover het betreft de beslissing om haar te benoemen tot voogd over de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2].
2.6De vader noch de stichting noch de familie [X] heeft binnen de gestelde termijn een verweerschrift ingediend.
2.7De mondelinge behandeling heeft op 27 februari 2014 plaatsgevonden. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Mulder en mevrouw [Q] namens de raad. Voorts zijn verschenen: de vader, mevrouw [R] namens de stichting, de heer [X] en mevrouw [Y], bijgestaan door mr. Slinkman. Voorts is aan mevrouw [S], begeleidster van de moeder, bijzondere toegang tot de zitting verleend.