Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk dat op 20 juni 2009 in Indonesië is gesloten tussen een man met de Nederlandse nationaliteit en een vrouw met de Indonesische nationaliteit. De man heeft op 20 juni 2012 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank heeft op 25 februari 2013 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding is uitgesproken en het Nederlandse recht van toepassing is verklaard op de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk. De man is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelt dat het Indonesische recht van toepassing moet zijn, subsidiair het Duitse recht. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om partneralimentatie.
Het hof heeft op 11 maart 2014 uitspraak gedaan. Het hof oordeelt dat de eerste gewone verblijfplaats van partijen na het huwelijk in Duitsland was, en dat derhalve het Duitse recht van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk. De grieven van de vrouw in het incidenteel hoger beroep, die betrekking hebben op de draagkracht van de man en de verzoeken om partneralimentatie, zijn afgewezen. Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en het verzoek van de vrouw tot verdeling is afgewezen.