ECLI:NL:GHARL:2014:1917

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
21-002336-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van poging tot doodslag op zijn partner, [slachtoffer], op 12 november 2011 te Tiel. De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen, waaronder het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer en het steken met een schaar. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat het hof bevestigde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, maar dat er wel sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar er werd een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de psychische toestand van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte ter beschikking stelde en verpleging van overheidswege gelastte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002336-12
Uitspraak d.d.: 13 maart 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van
4 mei 2012 met parketnummer 05-731154-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [detentieadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr R.A. van Seumeren, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner) van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die [slachtoffer] is gevallen en/of
- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in (de richting van) haar borst, althans lichaam heeft gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn,
verdachtes partner) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen
en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die
[slachtoffer] is gevallen en/of
- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp
meermalen, althans eenmaal in/tegen haar borst, althans lichaam heeft
gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of
in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft
geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner)),
- bij haar keel heeft gegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen
en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die
[slachtoffer] is gevallen en/of
- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp
meermalen, althans eenmaal in/tegen haar borst, althans lichaam heeft
gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of
in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft
geknepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Gevoerde verweren

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Volgens hem heeft verdachte niet gehandeld met voorbedachten rade. Hij had geen vooropgezet plan om zijn echtgenote iets aan te doen. Ook heeft verdachte nimmer de intentie gehad om zijn echtgenote te doden. Met het dichtknijpen van haar keel is verdachte eigener beweging gestopt, zodat in zoverre geen sprake was van een poging tot doden. Het stompen in het gezicht van de echtgenote impliceert geen opzet op de dood. Het op zijn echtgenote insteken met een schaar is op een wijze gebeurd waarvan niet kan worden gesteld dat verdachte de kans op de dood van zijn echtgenote heeft aanvaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van zijn echtgenote.

Oordeel van het hof

Evenals de rechtbank leidt het hof uit de wettige bewijsmiddelen af dat verdachte op 12 november 2011 bij zijn toenmalige partner [slachtoffer] de keel heeft dichtgeknepen, zodanig dat zij twee keer geen lucht kreeg, en dat verdachte het slachtoffer diverse malen hard in haar gezicht heeft geslagen en haar bij de mond heeft gepakt en heeft geknepen. Vervolgens heeft verdachte met een schaar op het slachtoffer ingestoken, ter hoogte van haar borst/hals. Het slachtoffer heeft de schaar met haar handen afgeweerd. Zij heeft hierdoor verwondingen aan de binnenzijde van haar handen opgelopen.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld staat voor het hof niet buiten redelijke twijfel vast dat sprake is geweest van een poging tot moord, met andere woorden dat bij verdachte na kalm beraad en rustig overleg sprake is geweest van een plan om zijn partner te doden. Daarvoor ontbreekt toereikend bewijs.
Gelet op de tenlastelegging ligt de vraag voor waarop het opzet van de verdachte was gericht ten tijde van de jegens het slachtoffer toegepaste geweld.
Het hof is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om bewezen te verklaren dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte was woedend toen hij zich tegen het slachtoffer keerde en heeft haar opzettelijk aangevallen. Zijn geweldshandelingen zijn naar het oordeel van het hof naar hun aard geschikt om dodelijk letsel teweeg te brengen. Mede gelet op de verklaringen van verdachte en van het slachtoffer acht het hof bewezen dat verdachte wel degelijk het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij opof omstreeks12 november 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijken met voorbedachten rade[slachtoffer] (zijn, verdachtes partner) van het leven te beroven, opzettelijkna kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/ofenige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden,waardoor die [slachtoffer] is gevallenen/of
- (vervolgens) met een schaar,althans een scherp en/of puntig voorwerpmeermalen, althans eenmaalin(de richting van)haarborst, althanslichaam heeft gestoken en/of
-(vervolgens)meermalen, althans eenmaalmet krachtop/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeftgeslagen/gestompten/of elders tegen het lichaamen/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaalmet kracht in het gezicht heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

De psychiater J.R. Nijdam en de psycholoog J.P.M. van der Leeuw hebben ieder drie rapportages uitgebracht over verdachte. De deskundigen zijn het er over eens dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens en dat hij ook ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch was. Ook is er bij verdachte sprake van paranoïde schizofrenie en hiervan was ten tijde van het tenlastegelegde ook sprake. De deskundigen zijn gedurende het strafproces in eerste aanleg en in hoger beroep gebleven bij de conclusie dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Het hof neemt die conclusie over.
Derhalve is verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk is en dat het hof daarom niet tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zou moeten overgaan.
In eerste aanleg heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
Gedurende de procedure in hoger beroep is aanvullend gerapporteerd. Onderzocht is of aan verdachte ook een andere maatregel kan worden opgelegd.
Psycholoog Van der Leeuw komt in het aanvullende rapport van 20 december 2013 tot de conclusie dat slechts oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege rest. Uit het aanvullend onderzoek betreffende verdachte is gebleken dat verdachte min of meer chronisch psychotisch is en dat hij vanuit zijn paranoïde waan en hallucinatoire beleving denkt dat hij vergiftigd, afgeluisterd, vermoord, benadeeld, dan wel beïnvloed wordt. Dit genereert agressieve gedachten en fantasieën die zich gemakkelijk kunnen vermengen met zijn vervormde perceptie van de realiteit en aldus tot gevaarzettend gedrag kunnen leiden. Het ontbreekt verdachte bovendien aan elke vorm van ziektebesef en ziekte-inzicht en zijn medicatietrouw is twijfelachtig. De psycholoog wijst erop dat behandeling via artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht van te korte duur zou zijn gezien de hardnekkigheid van de psychotische problematiek en dat behandeling binnen het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet langer uitvoerbaar is, omdat verdachte gezien zijn chronische psychoticiteit de betekenis en impact van de voorwaarden niet meer adequaat kan taxeren.
Ook psychiater Nijdam heeft in zijn aanvullende rapport van 19 december 2013 geconstateerd dat ondanks behandeling en het verstrijken van ruim twee jaar verdachte nog steeds ernstig psychotisch is en er een duidelijke verslechtering is te constateren in het laatste half jaar. Het paranoïde waansysteem dat aanleiding tot het tenlastegelegde heeft gegeven, is nog grotendeels aanwezig. De psychotische stoornis van verdachte is tot op heden nauwelijks beïnvloedbaar gebleken. Het recidiverisico is hoog. In het geval een plaatsing in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet geëffectueerd kan worden, dan is het advies om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling van verpleging van overheidswege op te leggen.
De reclassering heeft in vervolg op de rapportages van de gedragskundigen op 19 februari 2014 een advies gegeven over de op te leggen maatregel. De reclassering wijst erop dat indien verdachte zich in een beveiligde setting bevindt waar hem structuur, ondersteuning en psychiatrische en medicamenteuze behandeling wordt geboden, het risicomanagement beheersbaar is. Het gebrek aan ziekte-inzicht en het daaraan gerelateerde gebrek aan intrinsieke motivatie voor medicamenteuze behandeling bij verdachte verhoogt echter de kans op recidive. De reclassering heeft onderzocht of toezicht in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk is, maar dit is volgens de reclassering niet het geval.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen mogelijkheden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ook plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht biedt naar het oordeel van het hof volstrekt onvoldoende mogelijkheden voor de nodige behandeling van verdachte, zowel gelet op de beperkte duur van die maatregel als op de waarborgen voor een ongestoorde tenuitvoerlegging.
Het hof zal bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, nu het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. Het is evident dat het bewezenverklaarde een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof zal daarbij bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de veroordeelde toe. Het zal daarom verbeurd worden verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.823,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.558,67. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof overweegt dat de immateriële schade van de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit in redelijkheid ten minste € 2.750 zal bedragen.
Het hof zal dit bedrag bij wijze van voorschot toewijzen.
Het hof acht, evenals de rechtbank, toewijzing van een bedrag ad € 808,67 voor de geleden materiële schade redelijk en billijk, en wijst de vordering in zoverre toe.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige, te weten de materiële kosten (in totaal € 265) die verband houden met de scheiding tussen de benadeelde partij en verdachte, is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Nu verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, kan ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geen schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht kan de wijziging van artikel 37f van dat Wetboek, die eerst per 1 januari 2014 in werking is getreden, hierin geen verandering brengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart
verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een chroomkleurige schaar, voorwerpnummer 08DDRE-2011115431-197595.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.558,67 (drieduizend vijfhonderdachtenvijftig euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 808,67 (achthonderdacht euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr B.P. Rekmans-Snijder, griffier,
en op 13 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.