In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, die in Zwolle verblijft, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 augustus 2013. Het hof heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, omdat het slachtoffer haar meerdere malen had aangevallen en zij zich in een levensbedreigende situatie bevond. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk was en dat er geen dreiging meer uitging van het slachtoffer op het moment dat de verdachte het mes gebruikte. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de overwegingen met betrekking tot de verwerping van de verweren noodweer en noodweerexces. Het hof oordeelde dat de omstandigheden die de verdachte aanvoerde niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een noodweersituatie. De verdediging had ook een verzoek gedaan om een contra-expertise te gelasten, maar dit werd door het hof afgewezen. Het hof achtte zich voldoende voorgelicht op basis van de beschikbare rapportages en bewijsstukken. De beslissing van het hof werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.