ECLI:NL:GHARL:2014:1844

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
200.132.527-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van eenhoofdig gezag over minderjarige kinderen na scheiding van ouders met slechte communicatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsvoorziening van de minderjarige kinderen [kind 1] en [kind 2] na de scheiding van hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2013 aangevochten, waarin de moeder met het eenhoofdig gezag over [kind 2] werd belast. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om alleen met het gezag over [kind 1] te worden belast, af te wijzen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht om de eerdere beschikking in stand te laten.

De ouders zijn sinds 1997 met elkaar gehuwd en hebben twee kinderen. De communicatie tussen de ouders is slecht, wat leidt tot spanningen en een loyaliteitsconflict voor de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind 2] klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de communicatie te verwachten is. De moeder heeft in haar verzoek benadrukt dat eenhoofdig gezag noodzakelijk is om de spanningen te verminderen en de rust voor [kind 2] te waarborgen.

Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat het in het belang van [kind 2] is dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt. De vader heeft de mogelijkheid om betrokken te blijven bij de opvoeding van [kind 2], maar het hof oordeelt dat gezamenlijk gezag in deze situatie schadelijk zou zijn. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.132.527/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/77131 FA RK 09-3051)
beschikking van de familiekamer van 4 maart 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W. Brouwer, kantoorhoudend te Assen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. F.Y. de Reus, thans mr. H.K. Naves, kantoorhoudend te Assen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 juni 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 augustus 2013, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over de minderjarige kinderen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op
[geboortedatum 1] in de gemeente [X] (voor zover dat ten aanzien van hem nog verzocht wordt), en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [geboortedatum 2] in de gemeente [X], niet ontvankelijk te verklaren althans dit verzoek af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 7 oktober 2013, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden en het hof verzocht om de beschikking van 19 juni 2013 in stand te laten en het verzoek van de vader af te wijzen.
2.3
Ter griffie van het hof is op 23 december 2013 binnengekomen een journaalbericht V6 van 20 december 2013 van mr. Naves met bijlagen.
2.4
Voorafgaand aan de zitting op 24 januari 2014 is [kind 2] buiten aanwezigheid van partijen door het hof gehoord.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 24 januari 2014 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is - in het kader van zijn adviserende taak - de heer [Y] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder zijn op 24 maart 1997 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Bij beschikking van 2 december 2009 zijn [kind 1] en [kind 2] voorlopig aan de moeder toevertrouwd.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij (destijds) de rechtbank [woonplaats] op 22 december 2009, heeft de moeder o.a. verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en haar alleen met het gezag over [kind 1] en [kind 2] te belasten. De vader heeft zich hiertegen verweerd.
3.3
Bij beschikking van 19 mei 2010 is - voor zover hier van belang - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is het hoofdverblijf van [kind 1] en [kind 2] bij de moeder bepaald.
[kind 1] en [kind 2] zijn met ingang van 26 mei 2010 onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg, later uitgevoerd door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering.
Bij beschikking van 27 oktober 2010 is - voor zover hier aan de orde - de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de gezagsvoorziening over [kind 1] en [kind 2].
Bij beschikking van 23 maart 2011 is de beslissing over de gezagsvoorziening voor één jaar aangehouden en is de raad verzocht om na ommekomst van dat jaar de rechtbank te informeren over de resultaten van de aandachtspunten gesteld binnen de hulpverlening aan de vader, de moeder, partijen gezamenlijk en [kind 1] en [kind 2], en de rechtbank nader te adviseren omtrent het gezag over de minderjarigen.
Nadat [kind 1] op enig moment tijdens de procedure bij de vader was gaan wonen heeft de moeder ter zitting van 10 maart 2011, herhaald ter zitting van 25 mei 2012, haar verzoek in die zin gewijzigd dat zij zal worden belast met het eenhoofdig gezag over [kind 2] en de vader met het eenhoofdig gezag over [kind 1]. De vader heeft zich hiertegen verweerd.
Bij beschikking van 30 mei 2012 is de beslissing over de gezagsvoorziening voor een half jaar aangehouden.
De raad heeft op 15 november 2012 een rapport uitgebracht.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Noord-Nederland de moeder voortaan met het eenhoofdig gezag over [kind 2] belast (en haar verzoek om te bepalen dat zij ook alleen met het gezag over [kind 1] zal worden belast afgewezen). De vader heeft tegen deze beslissing tijdig appel ingesteld.
3.5
Bij beschikking van dit hof van 1 oktober 2013 is de ondertoezichtstelling van [kind 2] (en [kind 1]) per die datum opgeheven.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2
De vader betwist dat [kind 2] klem of verloren is geraakt in de strijd tussen de ouders. Er zijn in zijn ogen positieve ontwikkelingen gaande in de communicatie tussen hem en de moeder. Zo hebben partijen zich ten behoeve van [kind 2] inmiddels aangemeld bij het [huis Z]. De vader wil graag betrokken blijven bij de opvoeding van [kind 2]. Hij is bang dat als hij geen gezag meer heeft de moeder nog minder bereid zal zijn om over [kind 2] met hem te communiceren en om mee te werken aan de omgang, hetgeen volgens hem ook niet in het belang van [kind 2] is. De vader ziet ingeval van gezamenlijk gezag evengoed voldoende rust voor [kind 2]. Om thans al het gezag over [kind 2] alleen aan de moeder toe te kennen doet in de visie van de vader geen recht aan de feitelijke situatie. Verder vindt hij het een slechte ontwikkeling dat voor [kind 1] en [kind 2] verschillende gezagsvoorzieningen zouden gelden.
4.3
De moeder voert aan dat de kern van het probleem tussen de ouders de slechte communicatie en het gebrek aan wederzijds vertrouwen is. Beslissingen over [kind 2] leiden tot strijd tussen de ouders, waardoor [kind 2] spanningen ervaart. De vader verleent geen medewerking aan hulpverleningstrajecten voor [kind 2], communiceerde niet met de (voormalige) gezinsvoogd en maakt gezagskwesties tot een geschil, aldus de moeder. Ondanks dat tweemaal mediation heeft plaatsgevonden, is geen vooruitgang opgetreden in de communicatie tussen partijen, zodat niet te verwachten valt dat dit op korte termijn anders zal zijn. Gezamenlijk gezag is in de ogen van de moeder schadelijk voor [kind 2], omdat zij daardoor in een loyaliteitsconflict raakt. Om de communicatie en dus ook de strijd tussen de ouders te beperken is eenhoofdig gezag van de moeder over [kind 2] vereist. Sinds de beschikking waarvan beroep is er rust, veiligheid en vertrouwen in het leven van [kind 2] gekomen, hetgeen voor een kind met haar kwetsbaarheden erg belangrijk is. De moeder realiseert zich dat het voor [kind 2]'s identiteitsontwikkeling van belang is dat de vader deel uit blijft maken van haar leven.
4.4
De raad constateert in het rapport van 15 november 2012 dat [kind 2] (en [kind 1]) ernstig klem of verloren blijven binnen de scheiding van de ouders en adviseert dat de moeder met het eenhoofdig gezag over [kind 2] wordt belast (en de vader met het eenhoofdig gezag over [kind 1]). Ter zitting van 24 januari 2014 heeft de raad aangegeven dat hoe beperkt en onvolledig de oplossing van eenhoofdig gezag in deze situatie ook is, het nog steeds de beste oplossing is voor [kind 2].
4.5
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [kind 2] klem of verloren zou raken tussen de ouders bij continuering van het gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Daarbij is in het bijzonder het volgende in overweging genomen.
4.6
[kind 2] is een slimme meid van inmiddels 12 jaar. Zij heeft een ernstige vorm van epilepsie waarvoor zij medicatie gebruikt. [kind 2] heeft speltherapie bij de GGZ, teneinde de conflictueuze echtscheiding van haar ouders te verwerken. Bij de GGZ valt op dat [kind 2] moeilijk dingen los kan laten. Zij blijft lang boos over dingen en wil alles onder controle houden. [kind 2] wordt gezien als een geparentificeerd meisje. Met het oog daarop gaat [kind 2] sinds de zomer van 2013 eens per maand naar een weekendpleeggezin. Daar heeft zij een plek waar zij zichzelf kan zijn en waar zij niet wordt belast met de problemen tussen haar ouders.
4.7
De communicatie tussen de ouders is zeer slecht. De ouders zijn niet in staat om in het belang van [kind 2] met elkaar te overleggen. Gelet op de voorgeschiedenis en nu de ouders ook vanuit de ondertoezichtstelling na de opheffing daarvan, geen begeleiding meer ontvangen in hun communicatie, valt daarin op korte termijn geen verbetering te verwachten.
De voortdurende strijd tussen de ouders heeft schadelijke gevolgen voor [kind 2]. Zij kampt met een loyaliteitsconflict en de contacten met de vader leveren haar stress op. Dit laatste leidt tot meer aanvallen van epilepsie bij [kind 2].
4.8
[kind 2] heeft in haar gesprek met de raadsheer-commissaris aangegeven dat zij graag wil dat de moeder het eenhoofdig gezag houdt. Zij geeft aan meer duidelijkheid en rust te ervaren sinds de moeder het eenhoofdig gezag over haar heeft. [kind 2] is blij dat de vader geen zeggenschap meer heeft over de voor haar belangrijke dingen, zoals de aanvraag van een paspoort, de keuze voor een andere school en haar verblijf in een weekendpleeggezin. Zij is bang dat hetgeen zij en de moeder sinds 19 juni 2013 hebben opgebouwd weer wordt afgebroken als de vader ook weer het gezag over haar krijgt.
4.9
[kind 2] ontwikkelt zich goed sinds de moeder het eenhoofdig gezag heeft. Zij doet het goed op school, volgt naar tevredenheid vioolles en is lid van een zwemvereniging. [kind 2] heeft het naar haar zin in het weekendpleeggezin. Ook vindt zij de gesprekken die ze bij de GGZ heeft fijn. [kind 2] lijkt gebaat te zijn bij het eenhoofdig gezag van de moeder. Zij groeit thans op in een rustige en overzichtelijke omgeving en ontvangt de voor haar noodzakelijke hulpverlening. [kind 2] heeft aan de raadsheer-commissaris aangegeven blij te zijn met de huidige situatie. Zij heeft haar mening op een overtuigende en authentieke manier overgebracht.
4.1
Ingeval van eenhoofdig gezag is minder communicatie nodig tussen partijen, omdat de moeder zelfstandig beslissingen kan nemen over [kind 2] zonder hiervoor eerst de goedkeuring te hoeven vragen en te krijgen van de vader. Aldus ontstaat ook minder strijd tussen de vader en de moeder, hetgeen in het belang van [kind 2] is. Zij ervaart daardoor minder spanningen, voelt zich minder klem zitten tussen de ouders en kan uit haar loyaliteitsconflict geraken. De afgelopen maanden hebben dit bevestigd. Voor [kind 2] is het belangrijk dat de door de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder ontstane rust en duidelijkheid worden gecontinueerd.
4.11
[kind 2] heeft nadrukkelijk aangegeven contact met de vader te willen. Ook heeft de moeder de afgelopen maanden als gezagsouder laten zien oog te hebben voor de belangen van de vader, bijvoorbeeld door de stap naar het [huis Z] te zetten. In zoverre staat de vader niets in de weg om betrokken te blijven bij de opvoeding van [kind 2], hetgeen hij ter zitting als reden voor het appel heeft aangegeven. Het is aan hem om de door [kind 2] en de moeder geboden handreikingen aan te pakken, zodat hij de kwijtgeraakte band met zijn dochter kan herstellen en haar opnieuw kan leren kennen, zoals hij ter zitting heeft verwoord. Daarvoor is de juridische titel van gezamenlijk gezag geen vereiste.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 juni 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, G.M. van der Meer en H. Lenters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 maart 2014 in het bijzijn van de griffier.