Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de rechthebbende,
de stichting,
de curator.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De motivering van de beslissing
Het geschil ten gronde
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een meerderjarige, hierna aangeduid als de rechthebbende. De rechthebbende was eerder door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland onder curatele gesteld op verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De rechthebbende, die tijdens zijn minderjarigheid onder toezicht stond van de stichting, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen. Hij stelde dat niet aan de gronden voor ondercuratelestelling was voldaan en dat er onvoldoende gegevens waren om deze maatregel te rechtvaardigen.
De stichting heeft het verzoek van de rechthebbende bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van zijn verzoek. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de zaak behandeld ter zitting op 11 februari 2014. De rechthebbende was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de curator niet verscheen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een stoornis in het autistisch spectrum, en dat hij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen of zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor ondercuratelestelling aanwezig zijn, gezien de geestelijke toestand van de rechthebbende en zijn onvermogen om adequaat met zijn situatie om te gaan. De rechthebbende heeft geen realistisch beeld van zijn toekomst en is niet in staat om voor zijn financiën te zorgen. De bescherming die de maatregel van curatele biedt, is volgens het hof noodzakelijk. De door de rechthebbende voorgestelde lichtere maatregel werd als onvoldoende bescherming beschouwd. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.