ECLI:NL:GHARL:2014:1824

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
200.137.648
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen van partijen, die in hoger beroep zijn gegaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, omdat hij van mening is dat de moeder de kinderen onvoldoende vrijlaat om contact met hem te hebben. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft dit standpunt tegengesproken en stelt dat de kinderen aangeven niet meer contact met de vader te willen. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 januari 2014, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland.

Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de ontbinding van het huwelijk van partijen in 2007 en eerdere beschikkingen met betrekking tot de zorgregeling voor de kinderen. Het hof overweegt dat er geen wezenlijk conflict is tussen de ouders en de kinderen, maar eerder tussen de ouders onderling. De vader en moeder strijden over de omgangsregeling, maar dit vormt op zichzelf geen reden voor de benoeming van een bijzondere curator. Het hof concludeert dat de belangen van de kinderen niet in het geding zijn en dat de huidige betrokkenheid van de stichting en de gezinsvoogden voldoende waarborgen biedt voor de belangen van de kinderen.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen, met de overweging dat de kinderen al onder toezicht staan van de stichting en dat de gezinsvoogden een bemiddelende rol kunnen vervullen. De beslissing is op 6 maart 2014 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.648
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 247223)
beschikking van de familiekamer van 6 maart 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Kamphuis te Ravenstein, gemeente Oss.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland, locatie Nijmegen,
gevestigd te Nijmegen,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de stichting.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 26 augustus 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 21 november 2013, tevens houdende een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator;
- het verweerschrift, ingekomen 20 december 2013 tevens houdende het verweerschrift benoeming bijzondere curator.
2.2
De mondelinge behandeling uitsluitend betreffende het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen heeft op 28 januari 2014 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is E.C.M. van der Veldt verschenen. Namens de stichting zijn verschenen E. Peer, gezinsvoogd en A.C. Klaassen, gezinsvoogd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 30 maart 2007 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2000, en
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking van 24 december 2009 heeft de rechtbank Arnhem een zorgregeling betreffende de kinderen van partijen vastgesteld. Bij beschikking van 9 november 2011 heeft de rechtbank de in de beschikking van 24 december 2009 vastgestelde zorgregeling gewijzigd. Bij beschikking van 18 maart 2013 heeft de rechtbank Oost-Nederland (zittingsplaats Arnhem) de in de beschikking van 9 november 2011 vastgestelde zorgregeling gewijzigd.
3.4 Bij beschikking van 14 april 2011 heeft de rechtbank Arnhem de kinderen onder toezicht gesteld van de stichting, welke ondertoezichtstelling laatstelijk is verlengd bij beschikking van de kinderrechter van 9 april 2013 tot 14 april 2014.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 26 augustus 2013 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, het verzoek van de vader tot wijziging van de zorg- en contactregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 18 maart 2013, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

Tussen partijen is thans in geschil de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen.

5.De motivering van de beslissing

5.1 Ingevolge artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechtbank dan wel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzondere de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende, een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
5.2
Uit de parlementaire geschiedenis betreffende artikel 1:250 BW blijkt dat het niet de bedoeling is geweest algemene opvoedingsproblemen met behulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen, maar dat wel is beoogd te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast. De wetgever heeft daarbij gedacht aan concrete problemen, die, indien de bijzondere curator niet buiten rechte een oplossing weet te bereiken, zo nodig in een door deze aanhangig te maken procedure zullen moeten worden beslist. Gelet op de bemiddelende rol die mede aan de bijzondere curator is toegedacht, behoeft voor de toewijsbaarheid van een verzoek om benoeming van een bijzondere curator niet aannemelijk te zijn dat het wezenlijke conflict met de wettelijke vertegenwoordiger slechts in een bepaalde procedure tot een oplossing kan worden gebracht. Anderzijds staat aan een benoeming niet in de weg dat reeds vaststaat dat een bepaalde procedure zal moeten worden ingesteld (en dat daarvoor reeds een advocaat is aangezocht), omdat het nu juist mede de taak van de bijzondere curator is de minderjarige in (en buiten) rechte te vertegenwoordigen in de plaats van diens wettelijke vertegenwoordiger(s). De rechter zal bij zijn oordeelsvorming de aard en ernst van het bestaande conflict en het belang van het kind bij vertegenwoordiging door een bijzondere curator moeten betrekken
(HR 4 februari 2005, NJ 2005, 422).
5.3
Het hof overweegt als volgt. Niet gebleken is dat sprake is van een strijd of een
conflict tussen (één van) de gezaghebbende ouders en de kinderen. Het zijn de ouders die sinds het einde van hun huwelijk met elkaar strijden. Er zijn veel procedures gevoerd en de kinderen hebben last van de strijd tussen de ouders. De vader blijft van mening dat de moeder de kinderen onvoldoende vrij laat om contact met hem te hebben en dat zij hen beïnvloedt om geen althans niet meer contact met hem te willen hebben dan thans het geval is. De vader accepteert dit standpunt niet. De moeder blijft bij haar standpunt dat er geen uitbreiding dient te komen van de omgang, ook omdat de kinderen aan haar laten weten dat zij niet meer contact met de vader willen dan nu het geval is.
Het is aan de ouders om zodanige keuzes te maken dat zoveel mogelijk aan de belangen van de kinderen wordt tegemoet gekomen, de problemen tussen hen als ouders op te lossen en de kinderen niet met de tussen hen bestaande conflicten te belasten. Dat de ouders in dit geval strijd voeren over de omgang is op zichzelf geen reden voor de benoeming van een bijzondere curator. Het hof heeft vooralsnog onvoldoende aanwijzingen dat de strijd over de omgang leidt tot een wezenlijk conflict tussen het belang van de kinderen en het belang van één van de ouders. Gelet op hun leeftijd zullen de kinderen bovendien door het hof in de procedure over wijziging van de zorg- en contactregeling worden uitgenodigd om te worden gehoord, zodat de kinderen in deze procedure een stem hebben en met hun belangen rekening kan worden gehouden. Het hof is dan ook van oordeel dat het belang van de kinderen niet met zich brengt dat benoeming van een bijzondere curator in deze procedure noodzakelijk is.
5.4
Bovendien zijn de kinderen in de onderhavige zaak onder toezicht gesteld van de stichting. De stichting heeft het belang van de kinderen op het oog en de gezinsvoogden hebben contact met de kinderen. Met de raad is het hof van oordeel dat de gezinsvoogden een bemiddelende rol kunnen spelen en, waar nodig, het hof verder kunnen inlichten over de kinderen. De gezinsvoogden kunnen bij hun advies/standpunt ook rekening houden met de mening van de kinderen. In deze zaak, waar de hulpverlening al is betrokken, is, mede gelet op de leeftijd van de kinderen, terughoudendheid geboden met toevoeging van een bijzondere curator aan de kinderen. Met het oog op het beperken van verdere onrust en belasting van de kinderen met het conflict van de ouders, is het hof van oordeel dat de benoeming van een bijzondere curator evenmin wenselijk is. Dat de stichting onvoldoende voor de belangen van de kinderen zou opkomen, acht het hof niet, althans onvoldoende, aannemelijk geworden.
5.5
Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof het verzoek van de vader een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen, afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst af het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator voor [kind 1] en [kind 2] in het kader van de procedure in hoger beroep tot wijziging van de zorg- en contactregeling tussen de kinderen en de vader.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. van der Beek, M.L. van der Bel en A. Roelvink-Verhoeff, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 6 maart 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.