Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen van partijen, die in hoger beroep zijn gegaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, omdat hij van mening is dat de moeder de kinderen onvoldoende vrijlaat om contact met hem te hebben. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft dit standpunt tegengesproken en stelt dat de kinderen aangeven niet meer contact met de vader te willen. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 januari 2014, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de ontbinding van het huwelijk van partijen in 2007 en eerdere beschikkingen met betrekking tot de zorgregeling voor de kinderen. Het hof overweegt dat er geen wezenlijk conflict is tussen de ouders en de kinderen, maar eerder tussen de ouders onderling. De vader en moeder strijden over de omgangsregeling, maar dit vormt op zichzelf geen reden voor de benoeming van een bijzondere curator. Het hof concludeert dat de belangen van de kinderen niet in het geding zijn en dat de huidige betrokkenheid van de stichting en de gezinsvoogden voldoende waarborgen biedt voor de belangen van de kinderen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen, met de overweging dat de kinderen al onder toezicht staan van de stichting en dat de gezinsvoogden een bemiddelende rol kunnen vervullen. De beslissing is op 6 maart 2014 openbaar uitgesproken.