Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoeker 1]
[verzoeker 2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een vordering van twee verzoekers tegen een perceeleigenaar, hierna aangeduid als verweerder, met betrekking tot de snoei van bomen op een perceel dat door de verweerder is verkocht aan een derde partij, [A]. De verzoekers, beiden wonende te Enschede, hebben in hoger beroep de voortzetting van de procedure tegen de verweerder gevorderd, ondanks het feit dat de verweerder zijn eigendom van het perceel heeft verloren. De zaak is geschorst sinds 28 mei 2013, en de verzoekers hebben verzocht om de derde partij, [A], op te roepen als partij in het geding.
Het hof heeft de relevante wetsartikelen, zoals artikel 225 lid 1 en artikel 118 Rv, in overweging genomen. De verweerder heeft aangevoerd dat hij niet langer eigenaar is van het perceel en daarom niet in staat is om de gevorderde snoei of verwijdering van de bomen uit te voeren. De verzoekers hebben echter betoogd dat de verweerder niet heeft aangetoond welk belang hij heeft bij de schorsing van de procedure.
Het hof heeft geoordeeld dat de schorsingsgrond van toepassing is, maar dat de verzoekers het recht hebben om de procedure te hervatten. Tevens is vastgesteld dat [A] als rechtsopvolger van de verweerder betrokken is bij de materiële rechtsverhouding, waardoor de verzoekers belang hebben bij de oproeping van [A] als partij in het geding. Het hof heeft de verzoekers toestemming gegeven om [A] op te roepen, en heeft iedere verdere beslissing, inclusief die over de proceskosten, aangehouden.
Dit arrest is uitgesproken op 14 januari 2014, en het hof heeft de bevoegdheid van de verzoekers om het geding te hervatten bevestigd.