ECLI:NL:GHARL:2014:1670

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
PIJ P13-0510
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging PIJ-maatregel en voorwaardelijke voorwaarden in jeugdrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2013, die de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) van de jeugdige had verlengd met een jaar. De jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.S. Lösing, heeft primair verzocht om afwijzing van de verlengingsvordering, stellende dat de beveiliging van de maatschappij geen verlenging van de maatregel eist. De jeugdige had meerdere keren onbegeleid verlof gehad, wat goed was verlopen, en er was geen behandeling aangeboden tussen mei 2012 en mei 2013. Subsidiair werd gevraagd om de PIJ-maatregel te verlengen onder de voorwaarde dat de jeugdige binnen twee maanden zou worden doorgeplaatst naar FPA Palier, met de belofte dat de maatregel zou eindigen bij gebreke daarvan.

Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, pleitte voor bevestiging van de beslissing van de rechtbank, met de nadruk op het belang van het opstarten van het resocialisatietraject voor de jeugdige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het subsidiaire verzoek van de jeugdige en zijn raadsvrouw af, omdat de wet geen voorwaardelijke verlenging van de maatregel kent. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijk resocialisatietraject voor de jeugdige, zodat hij tegen het einde van de maatregel zelfstandig kan functioneren.

Uitspraak

PIJ P13/0510
Beslissing d.d. 13 februari 2014
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [jeugdinrichting].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2013, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van 3 oktober 2013, ingesteld namens de jeugdige;
  • de aanvullende informatie van [jeugdinrichting] van 21 januari 2014;
  • de ter zitting van het hof door de raadsvrouw van de jeugdige, mr D.S. Lösing, overgelegde pleitaantekeningen.
Het hof heeft ter zitting van 30 januari 2014 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige en zijn raadsvrouw
Primair hebben de jeugdige en zijn raadsvrouw afwijzing van de verlengingsvordering bepleit, nu de beveiliging van de maatschappij geen verlenging van de maatregel eist. De jeugdige is meerdere malen op onbegeleid verlof geweest en die verloven zijn goed verlopen. Daar komt bij dat de PIJ-maatregel niet heeft bijgedragen aan een positieve ontwikkeling van de jeugdige, nu hem tussen mei 2012 en mei 2013 geen behandeling is aangeboden en er geen zicht is op een concreet traject voor de resterende termijn van de maatregel. Subsidiair hebben zij – om druk op de ketel te houden - gevraagd de PIJ-maatregel te verlengen onder de voorwaarde dat de jeugdige binnen twee maanden moet zijn doorgeplaatst naar FPA Palier, bij gebreke waarvan de PIJ-maatregel alsnog zal eindigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Onder verwijzing naar de informatie van de justitiële jeugdinrichting en de informatie van de kliniek waar de jeugdige thans verblijft, heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het is zaak dat de het resocialisatietraject wordt opgestart, zodat de jeugdige tegen het einde van de maatregel op eigen benen kan staan.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Nu het stelsel van de wet een voorwaardelijke verlenging van de maatregel niet kent, kan het subsidiaire verzoek van de jeugdige en zijn raadsvrouw niet voor inwilliging in aanmerking komen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2013 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr M. Keppels en mr J.W. Rijkers als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 13 februari 2014 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.