In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2013, die de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) van de jeugdige had verlengd met een jaar. De jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.S. Lösing, heeft primair verzocht om afwijzing van de verlengingsvordering, stellende dat de beveiliging van de maatschappij geen verlenging van de maatregel eist. De jeugdige had meerdere keren onbegeleid verlof gehad, wat goed was verlopen, en er was geen behandeling aangeboden tussen mei 2012 en mei 2013. Subsidiair werd gevraagd om de PIJ-maatregel te verlengen onder de voorwaarde dat de jeugdige binnen twee maanden zou worden doorgeplaatst naar FPA Palier, met de belofte dat de maatregel zou eindigen bij gebreke daarvan.
Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, pleitte voor bevestiging van de beslissing van de rechtbank, met de nadruk op het belang van het opstarten van het resocialisatietraject voor de jeugdige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het subsidiaire verzoek van de jeugdige en zijn raadsvrouw af, omdat de wet geen voorwaardelijke verlenging van de maatregel kent. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijk resocialisatietraject voor de jeugdige, zodat hij tegen het einde van de maatregel zelfstandig kan functioneren.