In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor diefstal met geweld. De rechtbank Oost-Brabant had op 8 november 2013 de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, maar de terbeschikkinggestelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.C. Sassen, en de advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis gehoord tijdens de zitting op 30 januari 2014. De deskundigen, waaronder een forensisch psychiater, hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde een foetaal alcohol syndroom heeft en dat zijn alcoholafhankelijkheid in remissie lijkt te zijn. Eerdere pogingen tot resocialisatie zijn mislukt, maar de terbeschikkinggestelde functioneert momenteel zonder incidenten. Het hof heeft vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is in de behandeling van de terbeschikkinggestelde en dat zijn recidiverisico maatschappelijk acceptabel kan worden geacht, mits er voldoende ondersteuning is. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat er nog geen geschikte alternatieven zijn voor de terbeschikkingstelling en dat de veiligheid van anderen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereist. Het hof heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, zodat de situatie van de terbeschikkinggestelde opnieuw kan worden beoordeeld. Het hof heeft het verzoek om een rechterlijke machtiging tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis afgewezen, omdat de noodzaak daarvan niet is aangetoond. Het hof verwacht dat er voor de volgende verlengingszitting nader onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheden voor beveiliging en psychiatrische zorg door een GGZ-instelling.