Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 06/13/134)
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een afschrift aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank
Gelderland, locatie Arnhem, van 4 juni 2013;
- een uittreksel Justitiële documentatie van de Justitiële Informatiedienst van 20 januari 2014. De bewindvoerder heeft ter zitting overgelegd:
- een brief met één bijlage van de gemeente Arnhem aan de bewindvoerder van 4 juni 2013.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant] en [naam partner] worden begeleid door [naam buurtcoach], buurtcoach. Tevens ontvangen zij van Bureau Holos psychosociale ondersteuning/maatschappelijke participatie, door welk bureau [appellant] is verwezen naar GGNet voor psychiatrische hulp. De rechter-commissaris heeft [appellant] tot 23 januari 2014 ontheffing verleend van de sollicitatieplicht.
31 januari 2006 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis en is aan [appellant] een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 6.564,88 subsidiair 67 dagen hechtenis.
Bij strafbeschikking van 10 december 2013 is aan [appellant] een geldboete opgelegd van € 330,- (te vermeerderen met € 7,- administratiekosten) wegens het als bestuurder rijden van een auto zonder rijbewijs. Volgens de verklaring van [appellant] is op 16 januari 2014 tegen deze strafbeschikking verzet ingesteld. Ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep was hierop nog niet beslist.
De bovenmatige schulden zijn ontstaan door het plegen van strafbare feiten. Deze zijn dan ook te verwijten aan [appellant]. Dit geldt in ieder geval voor de veroordeling wegens oplichting en de daarvoor opgelegde schadevergoedingsmaatregel, aldus de rechtbank.
Weliswaar heeft [appellant] - nog steeds volgens de rechtbank - betoogd dat de CJIB-boete ten onrechte is opgelegd, maar hetgeen [appellant] hierover ter zitting heeft verklaard (dat hij, terwijl de auto geparkeerd stond, met de jas van zijn vriendin aan, op de bijrijdersstoel zat, terwijl zijn vriendin, die had gereden, even met zijn jas bij een winkel naar binnen was gegaan omdat de rits van de jas kapot was) is ongeloofwaardig, zodat ervan kan worden uitgegaan dat die boete terecht is opgelegd.
Niet in debat is dat [appellant] geen middelen heeft om het met de schadevergoedingsmaatregel verband houdende bedrag te voldoen, zodat niet valt in te zien dat hij de nieuwe schuld nog tijdens de schuldsaneringsregeling zal kunnen aflossen. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds moet worden beëindigd.
4.De beslissing
27 februari 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.