ECLI:NL:GHARL:2014:1504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
12/00688 en 12/00689
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet met omkering en verzwaring van de bewijslast

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de aanslagen in de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet voor het jaar 2007 zijn opgelegd. Belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van verschillende vennootschappen, heeft geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en is ambtshalve aangeslagen op een belastbaar inkomen van € 200.000. De inspecteur heeft ook een verzuimboete opgelegd en een aanslag voor de zorgverzekeringswet vastgesteld. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV verlaagd, maar de aanslag zorgverzekeringswet en de verzuimboete zijn gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, maar de inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting heeft de inspecteur verklaard dat hij geen informatie heeft over de huidige woonplaats van belanghebbende, die inmiddels in het buitenland verblijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op een lager gebruikelijk loon dan € 39.000, en dat de inspecteur de aanslagen op basis van de beschikbare gegevens terecht heeft vastgesteld. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de inspecteur de bewijslast heeft omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan. Het hof concludeert dat de aanslagen niet onredelijk zijn vastgesteld en dat de verzuimboete en heffingsrente in stand blijven. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 12/00688 en 12/00689
uitspraakdatum:
25 februari 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 oktober 2012, nummers AWB 11/3510 en 11/3512, in het geding tussen belanghebbende
en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Nijmegen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 11.438. Bij beschikking is een verzuimboete van € 113 opgelegd.
1.2
Tevens is aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd ten bedrage van € 1.347, uitgaande van een (maximum) bijdrage-inkomen van € 30.623. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 155.
1.3
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.642 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 99.546 en de daarbij berekende heffingsrente verminderd tot € 4.806. De boetebeschikking, de aanslag Zvw en de daarbij behorende beschikking heffingsrente zijn gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 25 oktober 2012 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met uitzondering van de verzuimboete vernietigd, de aanslag IB/PVV 2007 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.642 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.546, de aanslag Zvw verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 26.642 en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.5
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.7
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014 te Arnhem. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A] en [B]. Belanghebbende is zonder voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen. In eerste instantie was het de bedoeling van het Hof om de zaken op 21 augustus 2013 mondeling te behandelen. De uitnodiging voor deze zitting is per aangetekende brief van 9 juli 2013 naar de gemachtigde van belanghebbende verstuurd. Bij brief van 22 juli 2013 aan het Hof, ingekomen op 25 juli 2013, heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat belanghebbende geen cliënt meer is, belanghebbende inmiddels in [L] Namibië woont en er geen communicatie met belanghebbende meer is. De Inspecteur heeft de griffier van het Hof desgevraagd telefonisch laten weten niet over de huidige woonplaats van belanghebbende te beschikken. De gemeente Nijmegen, de voormalige woonplaats van belanghebbende, heeft het Hof op 16 augustus 2013 desgevraagd laten weten evenmin gegevens over de huidige woonplaats van belanghebbende te hebben. De uitnodiging voor het onderzoek ter zitting op 22 januari 2014, is per aangetekende en gewone post op 17 december 2013 naar de volgende bij het Hof bekende adressen van belanghebbende verstuurd: [a-strasse] 15, [M], Zwitserland, [b-strasse] 43, [N], Zwitserland en [c-straat] 5, [O]. Alle brieven zijn door het Hof terugontvangen. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur verklaard nog altijd niet over gegevens over de huidige woonplaats van belanghebbende te beschikken.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van [C] BV. [C] BV houdt alle aandelen in [D] BV die op haar beurt alle aandelen houdt in [E] BV, [F] BV, [G] BV en [H] BV. Belanghebbende heeft voor het jaar 2007 geen aangifte IB/PVV gedaan.
2.2
Bij brief van 16 oktober 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld een boekenonderzoek in te stellen naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2005 tot en met 2008.
2.3
De Inspecteur heeft bij brief van 19 januari 2010 aan belanghebbende – voor zover van belang – geschreven:
“Aan u is een aangifte Inkomstenbelasting gezonden over het jaar 2007. Deze had ingediend moeten zijn vóór 1-4-2009. Op 31-8-2009 is daar een aanmaning voor verstuurd met als termijn 21-9-2009. U heeft daar niet op gereageerd.
Gebleken is dat u:
- bij [C] BV loon heeft genoten;
- uit [D] BV in 2007 in totaal tenminste € 85.000 heeft opgenomen. Deze merk ik aan als inkomsten uit werkzaamheden;
Mogelijk dat u bij de dochterondernemingen van [D] BV ook overboekingen zijn geweest, of dat u inkomsten heeft genoten uit overige werkzaamheden.
Ik heb inmiddels het inkomen 2007 ambtshalve vastgesteld op € 200.000”
2.4
Met dagtekening 17 februari 2010 zijn aan belanghebbende ambtshalve aanslagen IB/PVV 2007 en Zvw 2007 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000 en een bijdrage-inkomen van € 200.000.
2.5
Namens belanghebbende heeft [I] Accountancy BV (hierna: de gemachtigde), gevestigd aan de [d-straat] 57-59 te [P], bezwaar gemaakt. Bij het bezwaarschrift is een aangifte IB/PVV 2007 gevoegd. Daarin is onder meer als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van [C] BV een bedrag van € 20.000 aangegeven.
2.6
De Inspecteur heeft de gemachtigde bij brief van 18 maart 2010 om nadere informatie verzocht.
2.7
Bij brief van 6 mei 2010 heeft de gemachtigde diverse stukken overgelegd, waaronder de jaarrekeningen 2007 van [C] BV, [D] BV, [E] BV, [G] BV en [H] BV. Daarnaast zijn grootboekkaarten overgelegd van [C] BV, [D] BV, [E] BV en [G] BV alsmede een niet ondertekende leningsovereenkomst tussen belanghebbende en [J] BV (hierna: [J]), waarin is overeengekomen dat op 13 maart 2007 door belanghebbende € 125.000 wordt geleend ten behoeve van de financiering van de inkoop van zendtijd bij [K] voor [Q] BV. [J] wordt vertegenwoordigd door [R] (hierna: [R]).
2.8
Op 5 juli 2010 heeft de Belastingdienst bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Daarvan is met dagtekening 14 december 2010 een rapport opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
"
3.1  Ambtshalve vaststelling
In verband met een in te stellen onderzoek bij [C] BV en haar dochterondernemingen en de vaststelling van het verzamelinkomen 2007 van dhr. [X] is dhr. [X] op 16-10-2009 schriftelijk verzocht contact op te nemen om informatie te verstrekken. Daarna is enkele malen diens voicemail ingesproken. Dhr. [X] heeft niet gereageerd.
Op 19-1-2010 is aan dhr. [X] schriftelijk medegedeeld dat hij:
- bij [C] BV loon heeft genoten;
- uit [D] BV in 2007 in totaal tenminste € 85.000 heeft opgenomen. Deze werden aangemerkt als inkomsten uit werkzaamheden;
Dat het inkomen 2007 ambtshalve werd vastgesteld op € 200.000.
Hier is geen reactie op ontvangen.
3.2
Ingediende aangifte
Op 1-3-2010 is een bezwaarschrift ontvangen van de adviseur. Op 26-2-2010 is de aangifte in digitale vorm aangeleverd.
In deze aangifte is € 20.000 aangegeven als loon uit dienstbetrekking.

4.Bevindingen

4.1
Gevraagde informatie
De jaarrekeningen 2007 en gespecificeerde overzichten van de rekening-courant zijn gevraagd van:
- [C] B.V.
- [D] B.V.
- [E] B.V.
- [F] B.V.
- [G] B.V.
- [H] B.V.
Kopieën van jaarstukken zijn verstrekt met uitzondering van [F] B.V..
Kopieën van de grootboekkaarten zijn verstrekt met uitzondering van de kaarten [H] B.V.
Bankafschriften van [D] over het jaar 2007 zijn verstrekt. Deze zijn niet volledig.
Bankafschriften van de betaalrekening 2007 [00.00.00.000] ABN/AMRO van dhr. en mw. [X] zijn verstrekt.
4.2
Gevraagde maar niet ontvangen informatie
De volgende stukken zijn wel gevraagd maar niet ontvangen:
- gespecificeerde overzicht van de rekening-courant van [H] B.V.
- jaarstukken 2007 [F] BV
De grootboekkaart rek-courant van [D] BV heeft geen beginsaldo zodat er geen inzicht wordt gegeven in de stand.
Bankafschriften van [D] over het jaar 2007 zijn verstrekt. Deze zijn niet volledig.
De afschriften 42 t/m 50 ontbreken. Hier is schriftelijk op gewezen zonder reactie.
Er is een kopie van een (niet-ondertekende) leenovereenkomst tussen [X] en [J] BV verstrekt. Daarna is verzocht om:
- een kopie van de definitieve
ondertekendeakte;
- toelichting hoe het bedrag is ontvangen en op welke wijze;
- toelichting hoe het bedrag is besteed;
- toelichting of en wanneer het bedrag is terugbetaald en op welke wijze.
De gevraagde gegevens zijn niet verstrekt.
De bankafschriften van de spaarrekening nr. [00.00.00.001] dhr. en mw. [X] zijn gevraagd maar niet verstrekt.
4.3
Leningen
4.3.1
Lening [D] BV
In de bankafschriften van [X] komt 2 keer als bijboeking de omschrijving terugboeking lening voor. Uit de jaarstukken of grootboekrekeningen komt geen lening naar voor.
4.3.2
Lening o/g van [J] BV
Er is een niet ondertekende overeenkomst van lening verstrekt. Door [J] BV zou op 13-3-2007 € 125.000 worden geleend aan [X] in privé.
In de bankafschriften komen geen mutaties voor van de ontvangst van dit bedrag of van terugbetalingen.
Er is om nadere in formatie gevraagd maar deze is niet verstrekt.

5.Vastgestelde feiten

5.1
Besteedbaar inkomen
Gelet op de hoogte van de opnamen en de aard van de uitgaven is het besteedbaar inkomen voldoende.
5.2
Rekening-courant [D] BV
De rek-courant schuld van [D] BV aan [X] per 1-1-2007
vlgs jaarstukken -/- € 6.057
Saldo opnamen volgens bankstukken [X] -/-
€ 79.546
berekende vordering op [X] per 31-12-2007 € 73.489
volgens jaarstukken schuld aan [X] per 31-12-2007
€ 60.033
verschil € 133.033
In de jaarstukken en het grootboek wordt de omschrijving rek-crt Directie gehanteerd. De overstortingen naar de bankrekening van [X] worden geboekt op de grootboekrekening rekening-courant Directie.
De jaarstukken van [C] BV geven een rek-crt schuld aan [D] BV aan per
1-1-2007 van € 132.980 en per 31-12-2007 van € 164.564.
In de jaarstukken is met directie dus [X] bedoeld.
Volgens de jaarstukken van [D] BV is per saldo door [X] in 2007 gestort € 52.987.
Volgens de bankrekening van [X] is in 2007 per saldo opgenomen € 79.546.
5.3
Rekening-courant [C] BV
Volgens grootboekrekening 1120 rek-courant directie bedroeg de vordering op [X]
1-1-2007 € 77.142 en per 31-12-2007 € 18.778. De mutaties zijn excl. rente € 58.975.
In de mutaties is begrepen en via memoriaal gemuteerd:
salaris 2007       € 20.000 1)
aflossing overige schulden € 20.000 2)
aflossing lening tantièmes € 20.000 3)
1) door de adviseur is in de aangifte 2007 € 20.000 salaris aangegeven zonder inhouding. De
verzamelloonstaat 2007 kent geen loonbetaling aan [X]. De personeelskosten in de jaarrekening hebben volgens de verzamelloonstaat betrekking op 3 andere werknemers.
2) uit de jaarstukken of andere terbeschikkinggestelde stukken blijkt niets van een lening van [X] aan de vennootschap.
3) onder de personeelskosten in de jaarstukken is een bedrag opgenomen van € 20.000 voor
managementskosten. Er is geen omschrijving tantième.
Volgens de grootboekrekening rek-crt blijkt dus een loon met tantième van € 40.000 en een onbekende verrekening van € 20.000. (…)”
2.9
Met dagtekening 6 januari 2011 heeft de Inspecteur de voorgenomen uitspraken op bezwaar verzonden aan de gemachtigde, geadresseerd [d-straat] 63 te [P].
2.1
Met dagtekening 26 januari 2011 heeft de Inspecteur een brief aan de gemachtigde, geadresseerd [d-straat] 63 te [P], verzonden met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
"Betreft
Motivering uitspraak op bezwaar [X]
(…)
Inkomen uit werk en woning (box 1)
Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking
Volgens het door u ingediende bezwaarschrift bedraagt het totaal van de looninkomsten ontvangen van [C] B.V. over 2007 € 20.000. Uit de verzamelloonstaat over 2007 van [C] B.V. blijkt dat de aangegeven loonkosten uitsluitend betrekking hebben op de overige werknemers.
(…)
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende in 2007 geen arbeid heeft verricht voor [C] BV. Ook heeft u niet doen blijken dat een lager loon dan € 39.000 gebruikelijk zou zijn.
Uit de jaarstukken van [C] B.V. blijkt het volgende:
Volgens grootboekrekening 1120 (rekening-courant directie) is via het memoriaal € 20.000 loon directie en € 20.000 tantième gemuteerd.
Ik ben daarom van plan om de totale looninkomsten van belanghebbende als volgt vast te stellen:
Loon     € 39.000
Tantième
€ 20.000
totaal     € 59.000
(…)
Inkomen uit aanmerkelijk belang
Zie de punten 5.1 en 5.2 van het rapport van het boekenonderzoek.
Ik trek uit het rapport van het boekenonderzoek de conclusie dat de stand van de rekening-courant van belanghebbende per balansdata volgens de jaarrekeningen van [D] B.V. en [C] B.V. niet juist kunnen zijn. Dit is vastgesteld aan de hand van de bankafschriften van de privé-bankrekening van belanghebbende. Volgens de privé-afschriften van belanghebbende bedraagt het totaal van de overboekingen van de B.V.'s via de rekening-courant naar privé € 79.546.
Een van de rekening-courantmutaties betreft de aflossing van een lening van € 20.000 van belanghebbende aan [D] B.V. Uit de jaarstukken van de betreffende B.V. blijkt niets van het bestaan van een dergelijke lening. Tijdens het ingestelde boekenonderzoek heeft de controlerend ambtenaar verzocht om een kopie van de leenovereenkomst. Deze is niet verstrekt. Het bestaan van deze lening heeft u niet aangetoond.
Belanghebbende heeft zich blijkbaar als aandeelhouder willen verrijken ten koste van zijn vennootschap.
(…)
Dit kwalificeert als een verkapte winstuitdeling.
(…)
Ik stel het inkomen uit aanmerkelijk belang vast op € 99.546.
(…)
Ik kom gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet. Binnenkort ontvangt u de formele uitspraak op het bezwaarschrift uit Apeldoorn.”
2.11
Met eveneens dagtekening 26 januari 2011 heeft de Inspecteur een brief aan de gemachtigde, geadresseerd [d-straat] 63 te [P], verzonden betreffende een uitspraak op bezwaar inzake de aanslag Zvw 2007 met een vergelijkbare inhoud als de in 2.10 vermelde brief. Aangezien het belastbare inkomen uit werk en woning wordt berekend op € 46.642 wordt de aanslag Zvw 2007 gehandhaafd.
2.12
De uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2007 is gedagtekend 12 februari 2011 en verzonden aan de gemachtigde, geadresseerd [d-straat] 63 te [P].
2.13
Bij brief van 8 april 2011 aan de Belastingdienst heeft de gemachtigde naar aanleiding van een brief van de Ontvanger meegedeeld dat hij de in 2.10, 2.11 en 2.12 vermelde correspondentie niet heeft ontvangen.
2.14
Bij brief van 27 april 2011 heeft de Inspecteur de gemachtigde van belanghebbende medegedeeld dat de adressering van de in 2.10, 2.11 en 2.12 vermelde correspondentie niet geheel juist is geweest en dat hij deze brieven onbestelbaar retour heeft ontvangen. De Inspecteur heeft als bijlage de voorgenomen uitspraken op bezwaar verzonden aan de gemachtigde, eveneens gedateerd 27 april 2011.
2.15
Op 13 mei 2011 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.
2.16
Met dagtekening 24 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de Inspecteur een kopie van een ondertekende leningsovereenkomst tussen belanghebbende en [R] verstrekt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
"(…)
De ondergetekenden,
1.
[X], verder te noemen
"[X]", (…) in deze zaak handelende als privé-persoon;
2.
[R], (…)
II
N AANMERKING NEMENDE DAT:
- partijen 1 en 2 overeengekomen zijn een leningovereenkomst te sluiten onder de volgende bepalingen;
- de hoofdsom van de lening bedraagt € 125.000,00 (…) en zal in de vorm van een liquiditeiten worden verstrekt ten behoeve van financiering aangaande inkoop van TV zendtijd bij [K] ten behoeve van [Q] BV.
- de ingangsdatum van de lening is 13 maart 2007
- de lening dient integraal terug te zijn betaald op uiterlijk 1 augustus 2007
KOMEN DAAROM ALS VOLGT OVEREEN:
- op de lening is een maandelijks rentepercentage verschuldigd van 1% over het uitstaande saldo
- vervroegde aflossing van de lening, voor 1 augustus 2007, is toegestaan
- (…)
- indien de lening na 1 augustus 2007 niet volledig is terugbetaald is een boete verschuldigd aan partij 2 ten bedrage van € 50.000,00 (…)”
2.17
Met dagtekening 18 juli 2011 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan.
2.18
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van omstandigheden waarin een lager loon in aanmerking moet worden genomen en dat belanghebbende evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan een van zijn besloten vennootschappen een bedrag van € 125.000 heeft geleend.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vragen of gebruikelijk loon in aanmerking moet worden genomen en of sprake is van inkomen uit aanmerkelijk belang. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.
3.2
Belanghebbende betoogt dat, gelet op de structurele verliessituatie van de besloten vennootschappen, geen gebruikelijk loon hoeft te worden aangegeven. Verder betoogt belanghebbende dat de in rekening-courant opgenomen gelden zijn gebruikt voor aflossing van de in 2.16 vermelde lening. De Inspecteur verdedigt de tegenovergestelde opvattingen.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.642 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en tot vermindering van de aanslag Zvw tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 7.642.
3.4
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroep
4.1
Ingevolge artikel 7:12, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de beslissing (op het bezwaar) bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vangt de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. In het onderhavige geval staat vast dat de uitspraken op bezwaar van 26 januari 2011 (Zvw 2007, zie 2.11) en 12 februari 2011 (IB/PVV 2007, zie 2.12) naar een verkeerd adres zijn verstuurd en door de Inspecteur retour zijn ontvangen. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij (de gemachtigde van) belanghebbende nadien nimmer een afschrift van de uitspraken op bezwaar van 26 januari 2011 respectievelijk 12 februari 2011 heeft verstrekt. Dit betekent dat de bekendmaking van de uitspraken op bezwaar eerst heeft plaatsgevonden op 18 juli 2011 (zie 2.17).
4.2
Het beroepschrift tegen de uitspraken op bezwaar is op 29 augustus 2011 door de Rechtbank ontvangen. De Rechtbank heeft het beroep derhalve terecht ontvankelijk verklaard.
Bewijslast
4.3
Tussen partijen is voor het Hof niet in geschil dat de vereiste aangifte niet is gedaan en derhalve de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard (artikel 27j, lid 2, in samenhang met artikel 27e van de AWR). Dit ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de correcties niet naar willekeur vast te stellen. Vervolgens is het aan belanghebbende om overtuigend de onjuistheid van de uitspraken op bezwaar aan te tonen (vgl. HR 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).
Inkomen uit aanmerkelijk belang
4.4
De Inspecteur heeft de aanslagen – waarin inkomen uit aanmerkelijk belang is begrepen – gebaseerd op de volgens de bankschriften van belanghebbende in rekening-courant bij de besloten vennootschappen opgenomen gelden, zonder daarbij rekening te houden met het bestaan van een lening van belanghebbende aan [D] BV. Aangezien de Inspecteur is uitgegaan van de daadwerkelijk opgenomen gelden en belanghebbende niets over een lening van hem aan [D] BV heeft overgelegd, is het Hof van oordeel dat de correcties niet onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld.
4.5
Belanghebbende betoogt dat de in rekening-courant opgenomen gelden zijn gebruikt voor de aflossing van de in 2.16 vermelde lening van [R].
4.6
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende geenszins op overtuigende wijze de onjuistheid van de uitspraken op bezwaar aangetoond. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de door belanghebbende overgelegde stukken – de jaarrekeningen en de grootboekkaarten – geen duidelijkheid verschaffen over een lening van belanghebbende aan [D] BV en deze stukken bovendien cijfermatig niet aansluiten bij de bankafschriften van belanghebbende. Verder is voor het Hof onduidelijk waarom de lening eerst zou zijn aangegaan bij [J] (zie 2.7) en later bij [R]. Het Hof merkt verder nog op dat de in 2.16 vermelde lening niet relevant is voor de door de Inspecteur aangebrachte correcties omdat van belang is de verhouding tussen belanghebbende en de besloten vennootschappen en niet die tussen belanghebbende en [R]. Reeds hierom gaat het Hof voorbij aan het aanbod van belanghebbende in het hogerberoepschrift om [R] als getuige te horen.
Gebruikelijk loon
4.7
Belanghebbende betoogt dat, gelet op de structurele verliessituatie van de besloten vennootschappen, geen gebruikelijk loon van € 39.000 hoeft te worden aangegeven, maar kan worden volstaan met een loon van € 20.000.
4.8
Artikel 12a, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964, bepaalt, voor zover hier van belang, dat ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft het in een kalenderjaar genoten loon ten minste wordt gesteld op € 39.000 dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon. Van een lager gebruikelijk loon dan € 39.000 kan sprake zijn bij een structurele verliessituatie
(vgl. HR 6 september 2002, nr. 37 205, ECLI:NL:HR:2002:AE7072).
4.9
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende geenszins op overtuigende wijze de onjuistheid van de uitspraken op bezwaar aangetoond. Hierbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat er sprake is van werkzaamheden voor meerdere besloten vennootschappen, belanghebbende al wel een loon van € 20.000 heeft genoten zodat de correctie van de Inspecteur nog € 19.000 bedraagt en het - gelet op de in 4.6 geschetste onvolkomenheden - de vraag is of de jaarrekeningen van de besloten vennootschappen een getrouw beeld geven van de financiële situatie. Zou dit laatste wel zo zijn, dan laten niet alle resultaten van de besloten vennootschappen over de jaren 2006, 2007 en 2008 een verlies zien en is het verlies van [D] BV over 2007 tweemaal in aanmerking genomen, namelijk ook bij het resultaat van [C] BV. Ten slotte merkt het Hof nog op dat volgens de bankafschriften van belanghebbende hij bij [D] BV in 2007 ongeveer € 80.000 heeft opgenomen en in 2008 ongeveer € 93.000. Ook dit laatste wijst erop dat van een structurele verliessituatie geen sprake is.
Zvw
4.1
Belanghebbendes hoger beroep heeft ook betrekking op de aanslag Zvw 2007. Nu belanghebbende geen zelfstandige gronden tegen deze aanslag heeft aangevoerd, is het hoger beroep ook in zoverre ongegrond.
Verzuimboete
4.11
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de verzuimboete (artikel 27h, lid 4, in samenhang met artikel 24a, lid 2, van de AWR). De Inspecteur heeft bij beschikking een verzuimboete van € 113 opgelegd wegens het niet doen van aangifte IB/PVV 2007. Belanghebbende heeft voor het Hof geen gronden tegen de verzuimboete aangevoerd.
Heffingsrenten
4.12
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrenten. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrenten aangevoerd. Nu de aanslagen in stand blijven, is voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrenten geen plaats.
Slotsom
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op
25 februari 2014in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel)
(B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 februari 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.