In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om alleen met het gezag over de minderjarige belast te worden en om de zorgregeling tussen de vader en het kind te schorsen. De rechtbank had in eerste aanleg een zorgregeling vastgesteld waarbij de vader contact had met het kind één weekend per maand. De moeder was van mening dat de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat het in het belang van het kind noodzakelijk was om haar alleen met het gezag te belasten.
Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig gebrekkig was en dat de vader niet ter zitting was verschenen, wat de mogelijkheid om tot een oplossing te komen bemoeilijkte. De minderjarige, die lijdt aan meervoudige problematiek, had sinds februari 2013 geen contact meer met de vader. Het hof oordeelde dat omgang met de vader in strijd was met de zwaarwegende belangen van het kind, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de stress die de omgang met de vader had veroorzaakt. Het hof heeft daarom het gezamenlijk gezag beëindigd en het recht op omgang van de vader ontzegd.
De beslissing van het hof houdt in dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de moeder toekomt. De griffier van het hof is opgedragen om deze beslissing onverwijld aan de griffier van de rechtbank te mededelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.