Uitspraak
1.[appellante sub 1],
[X],
[appellante sub 1]
2. [appellant sub 2],
[appellant sub 2]
3. [appellante sub 3],
Martinistad,
1.Het geding in eerste aanleg
22 september 2011 en 15 december 2011 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 15 december 2011 te vernietigen en opnieuw rechtdoende Martinistad in haar vorderingen jegens [appellante sub 1] niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze vorderingen te ontzeggen en in reconventie Martinistad te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [appellante sub 1] te betalen een bedrag ter hoogte van € 74.934,-- terzake van vermogensschade, althans tot betaling aan [appellante sub 1] van een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 29 april 2011 tot de dag der algehele voldoening, althans te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2011 tot de dag der algehele voldoening en voorts met veroordeling van Martinistad in de proceskosten in beide instanties".
3.De feiten
30 april 2011 heeft Martinistad de BMW bij de woning van [appellant sub 2] en[appellante sub 3] in Groningen opgehaald. [appellant sub 2] heeft op 8 juli 2011 aangifte gedaan van diefstal van de BMW. De BMW is vervolgens in het weekend van 9 en 10 juli 2011 door het openbaar ministerie bij Martinistad in beslag genomen. Op grond van daartoe verleend verlof heeft Martinistad op 11 juli 2011 conservatoir beslag dan wel beslag tot afgifte van de BMW doen leggen. Het openbaar ministerie heeft de zaak vervolgens geseponeerd en de auto afgegeven aan Martinistad.
4.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
5.Eisvermindering Martinistad
[appellante sub 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Martinistad te betalen de somma van € 20.305,28 (twintigduizend driehonderdvijf euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten vanaf 25 juli 2011, welke berekend tot op 15 december 2011 € 7.923,67 (zegge: zevenduizendnegenhonderddrieëntwintig euro en zevenenzestig cent) bedragen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over (I) het bedrag van € 20.305,28 vanaf 25 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening en (II) het bedrag ad € 7.923,67 vanaf de datum van de memorie van grieven in incidenteel appel tot die der algehele voldoening.’
6.De beoordeling van het hoger beroep
25 juli 2011. Tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door Martinistad tegen [appellant sub 2] en[appellante sub 3] persoonlijk ingestelde vorderingen is niet met een grief opgekomen, zodat deze vorderingen aan beoordeling door het hof zijn onttrokken. De grieven in het principaal en incidenteel appel lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
nietin dat bewijs, dan ziet het hof zich gesteld voor de vraag naar de toepasselijkheid van de Bovag voorwaarden en dient tevens het in de memorie van antwoord in het incidenteel appel gedane beroep op de vernietigbaarheid van de in de artikelen 11 en 12 van de Bovag voorwaarden opgenomen bedingen te worden beoordeeld. Daaromtrent kan reeds thans als volgt worden beslist.
rolzitting van dinsdag 25 maart 2014voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Martinistad alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk een week
voorde vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;