ECLI:NL:GHARL:2014:1353

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
21-005013-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van moord en doodslag in hoger beroep met betrekking tot twee slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor moord, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de onder 1 primair tenlastegelegde moord op slachtoffer 1, maar dat er wel sprake was van doodslag. Dit oordeel is gebaseerd op de strengere eisen die de Hoge Raad stelt aan de voorbedachte raad. Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde, de moord op slachtoffer 2, heeft het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De verdachte heeft op of omstreeks 3 februari 2010 in Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade beide slachtoffers van het leven beroofd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na een periode van beraad, met geweld heeft gehandeld, waarbij hij gebruik maakte van verschillende voorwerpen, waaronder een mes en een fles. De verdachte heeft verklaard dat hij de slachtoffers wilde doden om te voorkomen dat zij zouden getuigen van zijn daden.

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de feiten in een psychotische toestand verkeerde, wat zijn toerekeningsvatbaarheid zou beïnvloeden. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de verdachte psychotische symptomen vertoonde, hij voldoende in staat was om zijn daden te overzien en dat hij goeddeels verantwoordelijk is voor zijn handelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005013-11
Uitspraak d.d.: 24 februari 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 9 december 2011 met parketnummer 08-700108-10 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
thans verblijvende in [detentieadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 mei 2012, 13 december 2012, 23 januari 2013, 2 oktober 2013, 17 december 2013 en 10 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, telkens moord, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met teruggave van vier in beslaggenomen goederen aan verdachte en voorts bewaring van twee in beslaggenomen goederen ten behoeve van de rechthebbende. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr M.M.A.J. Goris, naar voren is gebracht.

Verzoek om aanhouding

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw haar eerdere verzoek tot het horen van een achttal getuigen en daartoe het onderzoek te schorsen, herhaald. Het betreft de volgende getuigen: [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8]. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing aangevoerd dat deze personen aanwezig waren op het verjaardagsfeestje van [getuige 1] op zaterdag 30 januari 2010. Verdachte vermoedt dat tijdens dat verjaardagsfeestje iemand heimelijk iets in zijn drank of eten heeft gedaan, dat zou kunnen hebben geleid tot de kennelijk psychotische toestand waarin verdachte is komen te verkeren. De raadsvrouw acht het in het belang van de verdediging en noodzakelijk dat die acht getuigen hierover worden bevraagd.
Het hof is van oordeel dat de noodzakelijkheid van het horen van de acht bedoelde getuigen wederom niet is gebleken. Het hof heeft bij beslissing van 7 juni 2012 een eerder verzoek tot het horen van deze getuigen afgewezen. Tijdens zowel de pro forma zitting van 20 augustus 2012 als de regiezitting van 2 oktober 2013 is dit verzoek opnieuw gedaan en afgewezen. Het hof is van oordeel dat ook thans nog geldt dat niet is gebleken dat de oproeping van de getuigen noodzakelijk is. Het hof zal het verzoek wederom afwijzen en neemt voor de motivering daarvan over hetgeen dienaangaande is overwogen in het tussenarrest van 7 juni 2012:
“In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing dat aan verdachte, tijdens het verjaardagsfeestje dat op 30 januari 2010 is gehouden een al dan niet onbekende drug zou zijn toegediend. Verdachte uit voor het eerst in hoger beroep het vermoeden daarvan. De noodzaak tot het alsnog horen van deze getuigen daarover is onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet gebleken of aannemelijk geworden”.
De door de raadsvrouw tijdens de zitting van 2 oktober 2013 nader aangevoerde feiten en omstandigheden leiden niet, ook niet in combinatie met hetgeen eerder is betoogd, tot een andere beslissing dan die van 7 juni 2012.
Het hof heeft bij eerdergenoemde beslissing van 7 juni 2012 zijn beslissing over het verzoek van de raadsvrouw ten aanzien van het horen van de deskundige [deskundige 4], arts en verbonden aan de GGD te Enschede, aangehouden. De raadsvrouw had toen aangegeven deze getuige te willen horen naar aanleiding van het medisch onderzoek dat de getuige op 4 februari 2010 te 17.30 uur heeft gedaan bij verdachte, voorafgaand aan diens eerste verhoor. Volgens de verdediging zou onderzocht dienen te worden hoe deze deskundige tot zijn bevindingen is gekomen in relatie tot andere onderzoeksgegevens. Door de raadsvrouw is dit verzoek niet herhaald. Het hof zal het aangehouden verzoek alsnog afwijzen nu de noodzaak tot het horen van deze getuige niet is gebleken.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2010, althans in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
- met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt, en/of
- met een mes(sen), en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 1], tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2010, althans in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten en/of heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes(sen), en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 1], tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van enig voorwerp (onder andere een armband en/of een horloge en/of een ring(en) en/of een (stuk) tuinslang, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte) in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] te Almelo, al dan niet door middel van geweld en/of dreiging met geweld en/of braak, verbreking en/of inklimming, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;1 meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, althans op of omstreeks 3 februari 2010, te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] heeft weggenomen een horloge en/of een armband en/of een ring(en) en/of een (stuk) tuinslang, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die voornoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen, althans eenmaal:
- met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestoten en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft getrapt en/of geschopt, en/of
- met een mes(sen), en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) heeft verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 1], terwijl dat feit de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
2
primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
- al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en/of
- met een schaar en/of een mes(sen) en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (andere(e)) (scherp(e) of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of
- de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden;subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een (gebroken) fles en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten en/of heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en/of meermalen, althans eenmaal, met een schaar en/of een mes(sen) en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van enig voorwerp (onder andere een GSM en/of portemonnee en/of (onder)deel/gedeelte van een satellietschotel met toebehoren/randapparatuur en/of een convector en/althans enig(e) kledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte) in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] te Almelo, al dan niet door middel van geweld en/of dreiging met geweld en/of braak, verbreking en/of inklimming, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2010 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] heeft weggenomen een GSM en/of portemonnee en/of (onder)deel/gedeelte van een satellietschotel en/of (daarbij behorende) randapparatuur en/of een convector en/of enig(e) kledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die voornoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen, althans eenmaal:
- al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt, en/of
- met een schaar en/of een mes(sen) en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of
- de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], terwijl dat feit de dood van [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie onbetrouwbaar zijn. Volgens de raadsvrouw blijkt dit uit de video-opnamen van de politieverhoren waarin te zien is dat verdachte volledig van de wereld is. Ook blijkt dit uit de pro justitia rapportages van de gedragsdeskundigen [deskundige 1], [deskundige 2] en [deskundige 3], die noemen dat verdachte tijdens de politieverhoren sterk onder invloed handelde van een kennelijke psychose. Voorts blijkt uit het rapport van psychiater [deskundige 3] van 28 mei 2013 dat op de momenten dat verdachte zich bevond in een psychotisch toestandsbeeld, de betrouwbaarheid van verdachtes verklaringen zal worden beïnvloed. Bovenstaande moet leiden tot de conclusie dat de verklaringen van de verdachte bij de politie als onvoldoende betrouwbaar van het bewijs moeten worden uitgesloten, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer. Weliswaar blijkt dat verdachte tijdens verhoren op momenten een psychotisch toestandsbeeld vertoonde, maar hieruit volgt niet zonder meer dat de door verdachte afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Het hof merkt in dit verband op dat de deskundige [deskundige 3] in zijn eerder genoemde rapport van 28 mei 2013 heeft aangegeven dat er, op basis van bestudering van de van de verhoren van verdachte gemaakte dvd-opnamen, naar zijn oordeel voldoende momenten waren waarop verdachte geen psychotisch toestandsbeeld vertoonde, en dat verdachte op die momenten voldoende betrouwbare verklaringen kon afleggen. De door verdachte afgelegde verklaringen bij de politie worden voorts (deels) gesteund door verklaringen van getuigen, bevindingen van de patholoog en door resultaten van het door het NFI gedaan sporenonderzoek. Gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof de verklaringen van verdachte, zoals afgelegd bij de politie, voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen gebruiken.
Standpunten ten aanzien van de voorbedachte raad
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij daarom vrijgesproken moet worden van het hem onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde voor zover inhoudende moord. Voor wat betreft de eveneens onder 1 primair en onder 2 primair steeds impliciet tenlastegelegde doodslag refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde als moord bewezen dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe betoogd -kort gezegd- dat verdachte bij beide slachtoffers na fors geweldgebruik teruggekomen is om, zoals verdachte zelf heeft verklaard: “het af te maken”. Dit betekent dat er enig tijdsverloop is geweest, waarin verdachte heeft stilgestaan bij zijn reeds gebruikte geweld en de beslissing heeft genomen dat de slachtoffers niet moesten kunnen navertellen wat hen door hem was aangedaan. Verdachte heeft aldus de tijd gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit om de slachtoffers van het leven te beroven, zodat voor hem de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.

Het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde

Het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte [slachtoffer 1] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair tenlastegelegde moord.
Het hof is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden de primair impliciet tenlastegelegde doodslag. Het hof baseert dit oordeel op de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.

Het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 primair, voor zover als ‘moord’ tenlastegelegde, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Daarbij overweegt het hof het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezen-verklaring nadere aandacht te geven (Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963).
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 2] in de tuin van diens huis heeft geslagen en met een mes heeft gestoken en dat verdachte in ieder geval op dat moment heeft besloten dat [slachtoffer 2] ook moest sterven. Dit besluit blijkt onder andere uit de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer met het mes niet in het hart kon raken. In het huis van het slachtoffer heeft verdachte vervolgens gezocht naar een voorwerp dat geschikt was om het slachtoffer van het leven te beroven. Nadat verdachte in een kamer op de bovenverdieping van het huis van het slachtoffer een daarvoor naar zijn kennelijke oordeel geschikt voorwerp - een schaar - had gevonden is verdachte opnieuw naar die [slachtoffer 2] toegegaan en heeft verdachte vervolgens meerdere malen met die schaar in diens hoofd-halsgebied gestoken en/of gesneden met het kennelijke doel het slachtoffer op deze wijze van het leven te beroven. Nadat verdachte bemerkte dat het slachtoffer ook door deze handelingen niet overleed, heeft verdachte opnieuw gezocht naar een middel om daarmee alsnog de door hem gewenste dood van het slachtoffer te kunnen bewerkstelligen. Verdachte heeft daartoe vervolgens zijn keuze laten vallen op een bierflesje. Teneinde dit flesje - zoals kennelijk door hem beoogd - te kunnen hanteren als steek/snijwapen heeft verdachte dit flesje stukgeslagen, waardoor aan dat flesje en/of aan de daarvan afkomstige scherven scherpe steek/snijvlakken ontstonden. Vervolgens heeft verdachte met dit/deze door hem aldus geprepareerde voorwerp(en) opnieuw stekende/snijdende bewegingen gemaakt in het hoofd/halsgebied van het slachtoffer. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde doden, zodat verdachte rustig op zijn gemak de woning van het slachtoffer binnen kon gaan en kon kijken naar dingen die van waarde waren.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat bij verdachte daadwerkelijk de gelegenheid heeft bestaan zich gedurende enige tijd te beraden op zijn genomen besluit om [slachtoffer 2] van het leven te beroven, en dat hij bij die levensberoving niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De omstandigheid dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit een psychotisch toestandsbeeld vertoonde, vormt voor het hof geen aanleiding om aan te nemen dat het voor ‘voorbedachte raad’ noodzakelijke besef bij verdachte heeft ontbroken. Verdachte heeft in de toestand waarin hij het delict pleegde een aantal handelingen verricht die logisch op elkaar aansluiten en tot één gezamenlijk doel strekken. Daarom kan niet gesproken worden van een volledige irrationele, chaotische decompensatie die tot de conclusie zou leiden dat er geen sprake kan zijn geweest van voorbedachte raad.
Het hof komt ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde dan ook tot bewezenverklaring van de voorbedachte raad.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1
primair:
hijop of omstreeks 3 februari 2010, althansinof omstreeksde periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijken met voorbedachten rade[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzeten na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
- met eenschep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en)op/tegen/inhet hoofd en/of gezicht en/of(elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten, en/of
-op/tegen/inhet hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt,en/of
- met een mes(sen), en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 1],tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
2
primair:
hij opof omstreeks3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
-al dan nietmet een(gebroken)fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/
tegen/inhet hoofd en/ofgezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten, en/of
-op/tegen/inhet hoofd en/of gezicht en/of(elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en/of
- met een schaar en/ofeen mes(sen) en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (andere(e)) (scherp(e) of puntig(e)) voorwerp(en)in/ tegen/ophet hoofd en/of gezicht en/of hals(streek)en/of(elders)in/op/tegenhet lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden,en/of
- de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2],tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op: doodslag.

het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op: moord.

Strafbaarheid van de verdachte

- Verdachte is in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht onder anderen onderzocht door [naam], psychiater, en [naam], psycholoog. Beiden hebben op 14 januari 2011 en aanvullend op 17 oktober 2011 over hem gerapporteerd.
Blijkens het aanvullend rapport van 17 oktober 2011 is nader milieu-onderzoek verricht waarbij ook referenten, waaronder familieleden van verdachte, uit [geboorteland] zijn gesproken en is aanvullend psychologische testonderzoek verricht. Dit rapport vermeldt dat verdachte een op een gemiddeld intelligentie niveau functionerende man is die vanaf november 2009 in Nederland verblijft. Tijdens het onderzoek werd bij verdachte geen actuele psychiatrische psychopathologie vastgesteld. Het testpsychologische onderzoek (MMPI-2) wijst niet in de richting van het pathologische niveau van een persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-IV- classificatie. Uit de levensgeschiedenis en onderzoeksgesprekken komen enkele antisociale en narcistische gedragskenmerken naar voren, maar in onvoldoende mate om van een persoonlijkheidsstoornis te spreken. Er zijn in het milieuonderzoek geen duidelijke aanwijzingen voor een structureel gestoorde agressieregulatie.
De ontwikkeling van verdachte in de eerste levensfase is redelijk normaal verlopen, maar kwam onder druk te staan door de vanaf zijn adolescentie bestaande alcoholproblematiek en het vanaf zijn zeventiende levensjaar bestaande gebruik van anabole steroïden. In de jaren daarna ontwikkelde verdachte een patroon van gebruik van steroïden gedurende enkele maanden, afgewisseld met een overmatig gebruik van alcohol gedurende enkele maanden.
Volgens de deskundigen wordt voldaan aan de criteria van een ernstige afhankelijkheid van alcohol en steroïden met schadelijke gevolgen voor verdachtes lichamelijke en psychische gezondheid. Ook is er sprake van misbruik van verschillende andere middelen, waaronder XTC, amfetamine en marihuana. Het verslavingsgedrag heeft meerdere malen geleid tot problemen in het psychosociaal functioneren, en er zijn aanwijzingen voor tekenen van een beginnend onthoudingssyndroom in het verleden. Daarnaast wordt bij verdachte vanaf enkele dagen vóór, en ook gedurende het tenlastegelegde een cognitieve- en stemmingsontregeling vastgesteld. Het toestandsbeeld toen werd gekenmerkt door paranoïde wanen en hallucinaties en wisselingen van het affect, hetgeen thans geclassificeerd kan worden als een psychotische stoornis niet anderszins omschreven.
Niet duidelijk is voor de deskundigen welke factoren deze ontregeling hebben
veroorzaakt/uitgelokt. Het meest aannemelijk is dat er sprake is van wederzijdse
beïnvloeding van verschillende factoren, zoals een mogelijke beginnende onthouding van
alcohol of een alcoholintoxicatie, het gebruik van (onbekende) drugs, slaapgebrek en tekenen van lichamelijke problemen (braken, slecht eten en drinken, weinig slapen). Er is te weinig informatie beschikbaar om een eventueel delier (metabole ontregeling met psychotische symptomen) aan te tonen of uit te sluiten. Het beloop van het psychotische toestandsbeeld was in de eerste weken van detentie atypisch en wisselend, waardoor de waargenomen en beschreven agitatie en agressie toen geduid werden als gedragsstoornissen voortvloeiende uit mogelijke persoonlijkheidspathologie. Tijdens de opnameperiode in het PBC werden nog allerlei restsymptomen van een doorgemaakte ontregeling waargenomen.
De deskundigen concluderen thans dat de psychotische symptomen volledig in remissie zijn
en dat er geen aanwijzingen zijn dat het bij verdachte gaat om een chronisch psychotische
stoornis, zoals een schizofrene ontwikkeling.
Volgens de deskundigen was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van bovengenoemde
stoornissen. Op de dag van het ten laste gelegde verkeerde verdachte in een psychotische toestand met paranoïde wanen en hallucinaties die van grote invloed is geweest op zijn
gedrag. Het is aannemelijk dat deze psychose toen gepaard ging met agitatie en agressief
gedrag. Hoewel volgens de deskundigen niet precies vast te stellen is welke factoren van
invloed zijn geweest op het ontstaan van bovengenoemde ontregeling/psychose is het
volgens hen aannemelijk dat alcohol- en drugsgebruik in de periode voorafgaand aan het ten
laste gelegde hierin een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Vanaf zijn jongvolwassen
leeftijd staat het leven van verdachte in het teken van zijn verslavingsziekte.
De deskundigen achten verdachte goeddeels verantwoordelijk voor het feit dat hij zich door
middelengebruik voorafgaand aan het ten laste gelegde in een toestand bracht (de
psychotische ontregeling) waardoor hij geen controle op en inzicht had in zijn gedragingen.
Ondanks slechte ervaringen in het verleden met het gebruik van (de combinatie van) alcohol
en verdovende middelen is verdachte blijven gebruiken. Echter door de massaliteit van
verdachtes verslavingsziekte heeft deze wel een zekere invloed gehad op zijn keuze om
ondanks eerdere negatieve ervaringen met middelen toch deze middelen te gebruiken en
mogelijke consequenties voor lief te nemen, aldus de deskundigen. Daarmee heeft de
verslavingsziekte wel een zekere, zij het beperkte, doorwerking in de ten laste gelegde feiten.
Beide deskundigen adviseren daarom om verdachte als enigszins verminderd
toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde.
- Omtrent verdachte zijn voorts op 29 juli 2013 en 29 december 2013 pro Justitia rapportages uitgebracht door [deskundige 2], psychiater.
In het laatstgenoemde rapport wordt aangegeven dat verdachte bekend was met exorbitant en excessief alcoholmisbruik en – verslaving. Voorts was hij bekend met het misbruik van amfetamine, anabole steroïden, XTC en cannabis, waarop hij een aantal malen reageerde met (psychotische) voorbijgaande angst en achterdocht (paranoïde). Bij verdachte is niet overtuigend aangetoond dat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft ontwikkeld, maar antisociale trekken zijn aannemelijk. Het is voorts aannemelijk dat verdachte in een lichamelijk deplorabele toestand als gevolg van de verslavingsziekte verkeerde voorafgaand aan de delicten. Verdachte vertoonde verschijnselen die passen bij het beeld van een psychose uit het schizofreniespectrum, maar deze psychose is op zijn minst gecompliceerd geraakt door een organische psychose op grond van het excessief middelengebruik vlak voor de delicten. Ten tijde van het delict was verdachte zeer waarschijnlijk psychotisch, met een doorslaggevende organische oorzaak als gevolg van middelengebruik in het kader van verslaving en daartoe leidende omgevingsfactoren. Alhoewel verdachte in de jaren ervoor op de hoogte was van de voor hem zeer nadelige effecten van alcohol en drugs zowel acuut en kortdurend bij intoxicaties als langdurig, nam het gebruik exorbitante vormen aan. Verdachte heeft zich niet willens en wetens in deze toestand gebracht, maar heeft wel aperte waarschuwingssignalen genegeerd. De deskundige acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar maar acht zich niet in staat een uitspraak over de mate van verminderde toerekeningsvatbaarheid te doen omdat op basis van de huidige beschikbare informatie essentiële gegevens ontbreken.
- Daarnaast zijn omtrent verdachte op 28 mei 2013 en op 6 januari 2014 Pro Justitia rapportages uitgebracht door [deskundige 3], psychiater.
In het laatstgenoemde rapport wordt aangegeven dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van alcohol, misbruik van amfetamines, cannabis en steroïden langdurend in remissie, maar wel onder toezicht, dat wil zeggen in een detentiesetting. Daarnaast was er bij hem sprake van een psychotische stoornis met wanen en hallucinaties onder invloed van alcohol, echter ook al langdurig in remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde was er zeer waarschijnlijk sprake van een psychotische stoornis met wanen en hallucinaties onder invloed van alcohol, mogelijk mede uitgelokt door al dan niet vervuilde XTC, cannabis, een slechte voedingstoestand, een gebrek aan slaap en meer algemene stress door zijn psychosociale problemen en een familiair-genetisch biologische kwetsbaarheid. [deskundige 3] acht het gelet op de beperkingen aan het onderzoek, waaronder de beperkte psychiatrische (onderzoeks)gegevens van direct na het ten laste gelegde, moeilijk een sterk onderbouwd advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid te geven. Echter op basis van de zeer waarschijnlijke aanwezigheid van een psychotische stoornis die verdachte, ondanks zijn alcohol- en drugsgebruik, zeer waarschijnlijk moeilijk heeft kunnen zien aankomen, geeft de deskundige het hof in overweging om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft betoogd dat in de visie van de verdediging door de deskundigen van het PBC ten onrechte een verband wordt gelegd tussen het gegeven dat zij verdachte goeddeels verantwoordelijk houden voor de ontstane psychose (culpa in causa) en de beoordeling van de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De raadsvrouw voelt zich daarin gesteund door de deskundigen [deskundige 3] en [deskundige 2]. Zo blijkt uit het rapport van [deskundige 3] van 6 januari 2014 dat verdachte leed aan een langdurige en ernstige mate van alcoholverslaving, een ernstige psychiatrische stoornis en dat op grond daarvan verdachte veel minder dan een gezonde ander in staat is om een afweging ten aanzien van het wel of niet drinken van alcohol te maken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het hiervoor genoemde rapport van het PBC blijkt dat verdachte uitgebreid heeft verteld over zijn gebruik van alcohol en verdovende middelen. Verdachte heeft daarbij aangegeven geïnformeerd te zijn over de mogelijke bijwerkingen en risico’s die verbonden zijn aan incidenteel en langdurig gebruik van onder meer de volgende middelen: alcohol, anabole steroïden, amfetamine, xtc en marihuana. Ook combineerde hij soms steroïden met alcohol, maar daar had hij slechte ervaringen mee. Zo is hij een keer onwel geworden op straat en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Door zijn langdurige gebruik van alcohol had verdachte geregeld last van braken en af en toe van black-outs. Tijdens een black-out zou hij soms vreemd gedrag vertonen. Rond zijn 19e-20e levensjaar heeft hij alcohol vaak afgewisseld met amfetaminen. Hij is met amfetamine gestopt omdat hij last had van uitputting, agitatie, angstgevoelens en achterdocht.
Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de oorzaken van het ontstaan van de psychotische omstandigheden waaronder verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd in overwegende mate zijn terug te voeren op een bij verdachte bestaande persoonlijkheidsstoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarmee is naar het oordeel van het hof verdachte goeddeels verantwoordelijk voor de toestand waarin hij de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd. Aannemelijk is echter dat de verslavingsziekte van verdachte wel van enige invloed is geweest op verdachtes keuze om zich in deze toestand te brengen. Het hof neemt op dit punt de conclusie van de deskundigen van het PBC over.
Alles in overweging nemende, is het hof met de rechtbank van oordeel dat dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zijnde telkens moord, tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar. De rechtbank te Almelo heeft de verdachte (conform de eis van de officier van justitie) veroordeeld wegens telkens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens telkens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar.
De advocaat-generaal heeft na haar requisitoir een brief van de Penitentiaire Inrichting Lelystad van 29 juli 2013 aan het hof overgelegd. Uit deze brief komt naar voren dat de inrichting verdachte wilde overplaatsen naar een andere inrichting met een gesloten regime omdat hij zich in de omgang met medegedetineerden vervelend opstelde. De brief dient kennelijk om het hof nader omtrent de persoonlijkheid van verdachte voor te lichten.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht geen acht te slaan op de inhoud van deze brief, nu de verdediging door de inhoud van de brief wordt overvallen en verdachte zich niet met de inhoud kan verenigen. De inhoud van de brief wordt gemotiveerd betwist.
Het hof zal de brief buiten beschouwing laten, nu door verdachte de inhoud gemotiveerd is betwist en deze brief ook overigens niet van belang is voor enige in de onderhavige strafzaak te nemen beslissing.
Het hof verklaart, anders dan de rechtbank, niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair tenlastegelegde moord, maar komt tot bewezenverklaring van doodslag. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde komt het hof overeenkomstig de rechtbank tot bewezenverklaring van moord.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een doodslag en een moord op volkomen willekeurige slachtoffers, die het ongeluk hadden aanwezig te zijn in of bij hun woning op het moment waarop verdachte deze tijdens zijn zoektocht naar buit bezocht. Zij zijn in hun eigen leefomgeving, waar zij zich veilig mochten achten, op gruwelijke wijze omgebracht.
Beide slachtoffers hebben in eenzaamheid geleden alvorens de dood intrad. Ten aanzien van één slachtoffer heeft dit lijden uren geduurd.
Verdachte heeft door zijn daden de slachtoffers het meest fundamentele recht dat hen toekwam, namelijk het recht op leven, ontnomen. Bovendien heeft hij met zijn daad een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht aan de nabestaanden en dierbaren van de slachtoffers. Hoe het door verdachte om het leven brengen van haar zoon door de moeder van het slachtoffer [slachtoffer 2] wordt ervaren, is gebleken uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen (aanvullende) slachtofferverklaring. Aangenomen moet worden dat de nabestaanden van de slachtoffers door het overlijden nog lang psychisch leed zullen ondervinden. Ook in bredere kring hebben de doodslag en moord op de slachtoffers een grote schok teweeg gebracht. Feiten als deze maken een grote inbreuk op de rechtsorde in het algemeen en dragen bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Het hof heeft bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 januari 2014 in Nederland niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. Vanwege de buitengewone ernst van de bewezenverklaarde levensdelicten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, kan die omstandigheid in dit geval echter slechts een zeer beperkte rol spelen.
Moord en doodslag behoren tot de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent, en rechtvaardigen naar hun aard en ernst op zichzelf oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien het hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf van zeer lange duur in casu ook geboden. De strafrechter pleegt bij de beoordeling van een zaak en de oplegging van straf, in het bijzonder in gevallen als de onderhavige, rekening te houden met soortgelijke zaken. Als uitgangspunt voor de strafoplegging bij een enkelvoudige moord wordt een gevangenisstraf tussen twaalf en achttien jaren gehanteerd.
De bijzondere ernst van de bewezenverklaarde misdrijven brengen het hof tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaar aangewezen is. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het oordeel dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor wat betreft de hem tenlastegelegde feiten. Anders dan door de verdediging bepleit, ziet het hof geen ruimte daarnaast bij de strafoplegging nog een keer rekening te houden met het feit dat verdachte in een kennelijke psychose verkeerde. Het is aannemelijk dat alcohol- en drugsgebruik in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde hierin een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Het excessieve gebruik van alcohol en drugs komt grotendeels voor zijn rekening. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met het feit dat het met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank komt.
Het feit dat het hier om een relatief oude zaak gaat, speelt naar het oordeel van het hof geen rol bij de strafoplegging, nu de aanzienlijke vertraging die de berechting van de strafzaak heeft ondervonden in belangrijke mate het gevolg is van uitgebreide persoonlijkheids-onderzoeken die voortvloeiden uit gevoerde verweren.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De materiële kosten bedragen € 8.812,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die materiële schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8].
Wijst af het verzoek tot het horen van deskundige [deskundige 4].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een oranje trui met capuchon, een wit jack met capuchon en een jas met blokken alsmede een vuilniszak.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
kledingstukken van het slachtoffer [slachtoffer 2], zijnde een spijkerbroek en een donkerblauwe trui.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.812,38 (achtduizend achthonderdtwaalf euro en achtendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van
€ 8.812,38 (achtduizend achthonderdtwaalf euro en achtendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
79 (negenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr M. Keppels en mr J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 24 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 februari 2014.
Tegenwoordig:
mr F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr C.M.J. Krol, advocaat-generaal,
mr M. Vodegel, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.