ECLI:NL:GHARL:2014:1211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
200.115.610-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele relatie en aansprakelijkheid bij tegelzetwerkzaamheden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2014, staat de vraag centraal wie de contractspartij is bij een overeenkomst voor tegelzetwerkzaamheden. De appellant, [appellant], heeft [geïntimeerde] benaderd voor het verrichten van deze werkzaamheden in een appartementencomplex. Gedurende de periode van maart tot september 2011 heeft [geïntimeerde] als ZZP-er tegen een uurtarief van € 27,50 gewerkt. Na het uitblijven van betaling heeft [geïntimeerde] facturen gestuurd, waarvan een bedrag van € 5.235,- onbetaald bleef. De appellant verweert zich door te stellen dat de overeenkomst niet met hem, maar met [Holding B.V.] is gesloten. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] als opdrachtgever moet worden beschouwd en heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld. Het hof oordeelt dat de appellant niet duidelijk heeft gemaakt dat hij namens een rechtspersoon handelde en dat [geïntimeerde] mocht aannemen dat hij in privé met [appellant] contracteerde. Het hof verwijst naar het Kribbebijter-arrest, waarin is vastgesteld dat de intenties van partijen bij het sluiten van een overeenkomst bepalend zijn voor de contractuele relatie. Het hof concludeert dat de overeenkomst is aangegaan tussen [appellant] en [geïntimeerde], en dat [appellant] gehouden is de openstaande facturen te voldoen.

Daarnaast heeft het hof de vordering van [geïntimeerde] tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat er een uitgebreide mailwisseling heeft plaatsgevonden tussen de advocaten van beide partijen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.264,- voor salaris en € 299,- voor verschotten, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.115.610/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 380397/CV EXPL 12-611)
arrest van de tweede kamer van 18 februari 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.J. Kap, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R.H. Hulshof, kantoorhoudend te Leeuwarden.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 17 september 2013 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 31 oktober 2013 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

De vaststaande feiten
2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken staan tussen partijen de volgende feiten vast.
2.1.1.
[appellant] heeft [geïntimeerde] telefonisch benaderd voor het verrichten van tegelzetwerkzaamheden. [geïntimeerde] heeft in dit kader in de periode van maart 2011 tot medio september 2011 als ZZP-er tegen een uurtarief van € 27,50 werkzaamheden verricht in het appartementencomplex "Nijlandstaete" te Assen.
2.1.2.
Op 28 maart 2011 wordt op briefpapier van [Holding B.V.] een faxbericht met de volgende inhoud aan [geïntimeerde] Tegelzetbedrijf gezonden:
"Hierbij onze gegevens tbv facturering. Bijgaand urenbriefje graag wekelijks invullen. (Op het werk liggen presentielijsten die elke dag dienen te worden ingevuld)
M.vr.gr. [naam]"
2.1.3.
[geïntimeerde] heeft terzake van deze werkzaamheden 10 facturen gezonden aan [Holding B.V.], [adres]. Op de eerste factuur van 27 maart 2011 met kenmerk 1327 heeft [geïntimeerde] geschreven: "
Werk Assen overeenkomst met DHR. [appellant]."
2.1.4.
Van de laatste vijf hierna genoemde door [geïntimeerde] verzonden facturen is een bedrag € 5.235,- onbetaald gebleven:
factuur 1338 4 augustus 2011 € 1.540,-
factuur 1340 28 augustus 2011 € 880,-
factuur 1341 4 september 2011 € 1.100,-
factuur 1343 12 september 2011 € 1.100,-
factuur 1344 19 september 2011 € 1.100,-
2.1.5.
Nadat betaling uitbleef heeft de raadsman van [geïntimeerde] op 2 november 2011 een sommatie verzonden aan [appellant].
2.1.6.
[Holding B.V.] B.V. is op 7 februari 2012 failliet verklaard
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2.2.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat hij in opdracht en voor rekening van [appellant] tegelzetwerkzaamheden heeft verricht. [geïntimeerde] heeft gevorderd dat [appellant] zal worden veroordeeld tot betaling aan hem terzake openstaande facturen tot een bedrag van
€ 5.235,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
2.2.2.
[appellant] heeft zich verweerd door te stellen dat [geïntimeerde] niet met hem in privé, maar met [Holding B.V.] heeft gecontracteerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
2.2.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 augustus 2012 geoordeeld dat [appellant] als opdrachtgever van [geïntimeerde] heeft te gelden en de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
2.2.4.
[appellant] heeft aan het vonnis van de kantonrechter voldaan.

3.De beoordeling

3.1.
De grieven I tot en met VIIrichten zich in essentie tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] als contractuele wederpartij van [geïntimeerde] dient te worden beschouwd en de facturen van [geïntimeerde] dient te voldoen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2.
[appellant] heeft in zijn toelichting op de grieven het volgende gesteld. Bestuurder van [Holding B.V.] is Jurisol B.V. Bestuurder van Jurisol B.V. is [A]. [A] heeft [appellant] schriftelijk gemachtigd om Jurisol in en buiten rechte te vertegenwoordigen en daarmee ook [Holding B.V.]. [appellant] heeft namens [Holding B.V.] [geïntimeerde] benaderd om werkzaamheden te verrichten voor [Holding B.V.]. Hierbij is een uurtarief afgesproken van
€ 27,50 en voorts werd afgesproken dat de btw zou worden verlegd. Uit het feit dat [geïntimeerde] zijn facturen naar [Holding B.V.] heeft gezonden blijkt dat [geïntimeerde] wist dat hij voor [Holding B.V.] werkzaamheden verrichtte, daarnaast werd de btw verlegd, dat is alleen mogelijk bij het verrichten van werkzaamheden voor een rechtspersoon, bovendien is het niet aannemelijk dat een persoon in privé is betrokken bij een dergelijk grote opdracht, aldus [appellant].
3.3.
Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als contractspartij van die ander - is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (ECLI:NL:HR:1977:AC1877).
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] [geïntimeerde] telefonisch heeft benaderd om tegelzetwerkzaamheden te gaan verrichten. [appellant] heeft [geïntimeerde] vervolgens rondgeleid in het appartementencomplex waar de werkzaamheden dienden plaats te vinden. Bij die gelegenheid is aan [geïntimeerde] de opdracht verstrekt om werkzaamheden te verrichten voor een uurtarief van € 27,50. Ter gelegenheid van de comparitie in hoger beroep heeft [appellant] verklaard dat hij zich jegens [geïntimeerde] heeft voorgesteld als [appellant], dat hij heeft gesproken over "mijn project" en "ik wil u hier aan het werk hebben" en dat [Holding B.V.] gedurende die contacten niet is genoemd. Uit het vorenstaande volgt dat door [appellant] voorafgaand en ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet heeft meegedeeld dat hij optrad voor een rechtspersoon of een voorbehoud heeft gemaakt omtrent wie contractspartij van [geïntimeerde] zou zijn bij de overeenkomst. Dat [geïntimeerde] geen nadere vragen heeft gesteld over het verleggen van de btw of wie de eigenaar van het project was waar de werkzaamheden zouden worden verricht, kan daar niet aan afdoen. Het lag op de weg van [appellant] indien hij de overeenkomst niet in eigen naam wilde aangaan, daaromtrent duidelijkheid te verschaffen aan [geïntimeerde] of een voorbehoud te maken ten aanzien van wie als wederpartij zou hebben te gelden. De overige door [appellant] genoemde omstandigheden zoals de omvang van het werk en het versturen van een faxbericht waarin werd aangegeven dat [geïntimeerde] diende te factureren aan [Holding B.V.], wegen voor het hof, zowel op zichzelf als in onderling verband en in relatie tot de hiervoor besproken omstandigheden onvoldoende zwaar om tot een ander oordeel te komen. Uit de omvang van het werk had [geïntimeerde] wellicht kunnen afleiden dat zijn opdrachtgever bedrijfsmatig handelde, echter nog niet dat deze een rechtspersoon vertegenwoordigde. Daarnaast geldt dat de verbintenis tot betaling ook door een derde kan worden nagekomen. Het hof acht daarbij relevant dat [geïntimeerde] bij die facturering aan [Holding B.V.] duidelijk heeft aangegeven dat het werkzaamheden betrof die in het kader van een overeenkomst
met [appellant]zijn verricht. (zie r.o. 2.1.3.) Het hof komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat de overeenkomst is aangegaan tussen [appellant] en [geïntimeerde]. [appellant] is gehouden de openstaande facturen te voldoen, nu deze facturen zien op werkzaamheden die in zijn opdracht en voor zijn rekening zijn verricht.
De grieven I tot en met VII falen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Grief VIII richt zich tegen de veroordeling door de kantonrechter van [appellant] in de buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] heeft aangevoerd dat het vonnis dient te worden vernietigd wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten, nu, zo stelt hij, slechts een enkele aanmaningsbrief is verzonden en dit de toewijzing niet rechtvaardigt.
3.6.
Deze grief faalt. De procedure is voorafgegaan aan een (uitvoerige) mailwisseling tussen (de advocaten van ) partijen, waarin [geïntimeerde] heeft gepoogd zijn vordering voldaan te krijgen. Die kosten komen op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking.
Slotsom
3.7.
De grieven falen. Het vonnis van de kantonrechter van 14 augustus 2012 zal worden bekrachtigd. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep zullen aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 299,- aan verschotten en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief: 2 punten x tarief I: € 632,- = € 1.264,-.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep, opnieuw rechtdoende:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 14 augustus 2012;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 299,- voor verschotten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en
-voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
- € 131,00 voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, M.M.A Wind en I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
18 februari 2014.