In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2014, staat de vraag centraal wie de contractspartij is bij een overeenkomst voor tegelzetwerkzaamheden. De appellant, [appellant], heeft [geïntimeerde] benaderd voor het verrichten van deze werkzaamheden in een appartementencomplex. Gedurende de periode van maart tot september 2011 heeft [geïntimeerde] als ZZP-er tegen een uurtarief van € 27,50 gewerkt. Na het uitblijven van betaling heeft [geïntimeerde] facturen gestuurd, waarvan een bedrag van € 5.235,- onbetaald bleef. De appellant verweert zich door te stellen dat de overeenkomst niet met hem, maar met [Holding B.V.] is gesloten. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] als opdrachtgever moet worden beschouwd en heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld. Het hof oordeelt dat de appellant niet duidelijk heeft gemaakt dat hij namens een rechtspersoon handelde en dat [geïntimeerde] mocht aannemen dat hij in privé met [appellant] contracteerde. Het hof verwijst naar het Kribbebijter-arrest, waarin is vastgesteld dat de intenties van partijen bij het sluiten van een overeenkomst bepalend zijn voor de contractuele relatie. Het hof concludeert dat de overeenkomst is aangegaan tussen [appellant] en [geïntimeerde], en dat [appellant] gehouden is de openstaande facturen te voldoen.
Daarnaast heeft het hof de vordering van [geïntimeerde] tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat er een uitgebreide mailwisseling heeft plaatsgevonden tussen de advocaten van beide partijen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.264,- voor salaris en € 299,- voor verschotten, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak.