Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerden],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot de gedeeltelijke ontbinding van een aannemingsovereenkomst. De zaak is behandeld op 18 februari 2014, waarbij het hof terugkwam op een eerder voorlopig oordeel na het ontvangen van een deskundigenrapport. Dit rapport, opgesteld door G. Oost van Ingenieursbureau Wassenaar, gaf inzicht in de kosten die gemoeid zijn met het herstel en de afbouw van een bedrijfsloods. Het hof oordeelde dat de kosten voor herstel aanzienlijk waren en dat een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst niet meer recht deed aan de situatie. In plaats daarvan werd besloten tot een volledige ontbinding op basis van artikel 7:756 BW van het Burgerlijk Wetboek.
De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was, had in haar betoog aangevoerd dat er bedragen van de door de deskundige begrote kosten afgetrokken moesten worden. Het hof constateerde echter dat, zelfs na deze aftrekken, er nog steeds een aanzienlijk bedrag resteerde voor herstelwerkzaamheden. Het hof oordeelde dat de voorgestelde oplossingen door de deskundige niet in lijn waren met de oorspronkelijke overeenkomst, wat leidde tot de conclusie dat volledige ontbinding de meest rechtvaardige oplossing was.
Het hof heeft de vordering van de appellante tot medewerking aan de afbraak van de loods en het meenemen van materialen toegewezen, maar de vordering van de geïntimeerden om de materialen van het terrein te verwijderen werd afgewezen. De kostenveroordeling in het principaal appel werd aan de appellante opgelegd, terwijl de geïntimeerden in het incidenteel appel in de kosten werden veroordeeld. Het arrest werd uitgesproken in het openbaar door de rechters op 18 februari 2014.