Uitspraak
HET GERECHTSHOF ARNHEM- LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
de vrouw,
[geïntimeerde],
de man,
Het geding in eerste aanleg
van 14 december 2011 gewijzigd, in die zin dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren [in 1995], en [minderjarige 2], geboren [in 2002], met ingang van 1 juli 2012 op nihil wordt gesteld.
Het geding in hoger beroep
27 augustus 2013 met bijlagen en een journaalbericht van 28 augustus 2013 met bijlagen, alle van mr. Bauer.
De beoordeling
De vaststaande feiten
welk huwelijk [in 1993] [meerderjarige], [in 1995] [minderjarige 1] en [in 2002] [minderjarige 2] zijn geboren.
met ingang van 14 december 2011 € 219,-- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vrouw dient te betalen. Deze beschikking is op 24 januari 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
te betalen alimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 1 juli 2012, dan wel met ingang van 15 augustus 2012 dan wel met ingang van de
datum van indiening van het verzoekschrift op nihil dan wel op een lager bedrag
dan € 219,-- per kind per maand wordt gesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
14 december 2011 opgelegde bijdrage opnieuw zal worden beoordeeld.
€ 219,-- voor zijn rekening neemt. Het hof gaat er op grond van het vorenstaande van uit dat de ouders zijn overeenkomen dat de kosten van [meerderjarige] eveneens € 219,-- per maand bedragen.
€ 219,-- per kind per maand bedraagt en dit ook overigens niet in geschil is.
Het hof zal een verrekening van het kindgebonden budget dan ook buiten beschouwing laten.
de wettelijke maatstaven. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw deze grief, doordat zij deze eerst ter zitting van het hof aan de orde heeft gesteld, tardief ingesteld, hetgeen in strijd is met de eisen van een behoorlijke procesorde.
Het hof zal deze grief van de vrouw derhalve buiten beschouwing laten.
Het hof zal derhalve, evenals de man, uitgaan van het gemiddelde van de winst
uit onderneming over de jaren 2010, 2011 en 2012. Volgens de draagkracht-berekening van de man (onder 70.) bedraagt de gemiddelde winst uit onderneming € 31.959,-- bruto per jaar. Ook het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van dit bedrag als winst uit onderneming.
Van de opbrengt van de verkoop van de echtelijke woning zal de hypotheekschuld en een deel van de zakelijke schuld worden afgelost. De man heeft als bijlage
bij het journaalbericht van 28 augustus 2013 een actuele restschuldberekening overgelegd, waaruit blijkt dat zijn restschuld, na verkoop van de echtelijke woning en uitgaande van een overwaarde van € 115.000,--, € 55.904,-- zal bedragen, welke restschuld volledig voor zijn rekening zal komen.
voor zover een onderbouwing ontbreekt. Uit de door de man overgelegde overeenkomst van geldlening van 19 oktober 2012, behorende bij de beschikking van 17 oktober 2012 tot verstrekking van een rentedragende lening op grond van de Wet werk en bijstand en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen tot een bedrag van € 20.000,--, blijkt dat de hoofdsom van de lening door de man dient te worden terugbetaald in 30 maandelijkse termijnen van € 555,56 per maand, ingaande op 1 juni 2013.
dient de draagkracht te worden berekend volgens de nieuwe richtlijnen. Nu de ingangsdatum van de aflossingsverplichting aan het bureau zelfstandigen fryslân na 1 april 2013 ligt, te weten vanaf 1 juni 2013, zal het hof vanaf 1 juni 2013 de nieuwe richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen toepassen.
in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan voorzien. Nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij de schuld aan het bureau zelfstandigen fryslân is aangegaan om huwelijkse belastingschulden af te lossen, dient naar het oordeel van het hof met de maandelijkse aflossingsverplichting van € 555,-- per maand vanaf 1 juni 2013 (periode 2) rekening te worden gehouden.
Dit betekent volgens [minderjarige 1] dat hij vanaf maart 2012 bij zijn vader woont, die zorgt voor zijn dagelijkse levensonderhoud. Gelet op deze brief gaat het hof er, overeenkomstig de stelling van de vader, van uit dat [minderjarige 1] sinds 1 maart 2012 bij de man is blijven wonen.
is blijven wonen, zoals hiervoor overwogen, is de man reeds om die reden voor [minderjarige 1] geen alimentatie verschuldigd aan de vrouw. Het hof zal derhalve de beschikking van de rechtbank bekrachtigen voor wat betreft de nihilstelling van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. Ter beoordeling van het hof ligt derhalve nog voor de vraag of de man over voldoende draagkracht beschikt om (voor een deel) in de behoefte van [minderjarige 2] te kunnen voorzien.
Gelet ook op de kosten voor de omgang heeft de man daarbij ook recht op fiscaal voordeel van € 39,-- per maand, zodat zijn bijdrage voor [minderjarige 2] zal worden bepaald op € 170,-- per maand.
€ 2.213,-- + € 850,-- + € 555,--)) = afgerond € 337,-- per maand. In aanmerking genomen dat de draagkracht van de man verdeeld dient te worden over drie kinderen, is er een bedrag van (€ 337,-- / 3 =) afgerond € 112,-- per maand beschikbaar voor [minderjarige 2].
(€ 112,-- + € 25,--) = € 137,-- onvoldoende is om volledig in de behoefte van [minderjarige 2] te voorzien, komt het hof niet toe aan een draagkrachtvergelijking.
Het tekort van € 82,-- zal aan beide ouders voor de helft worden toegerekend. Voor de man betekent dit dat de helft van het tekort, zijnde een bedrag van € 41,-, in mindering komt op zijn zorgkorting van € 55,--. Het hof zal het resterende bedrag van € 14,-- op de draagkracht van de man in mindering brengen.
Het hof zal derhalve de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] voor periode 2 bepalen op (€ 112,-- -
€ 14,-- =) € 98,-- per maand.
De beslissing
14 december 2011, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2], voor de periode van 12 juli 2012 tot 1 juni 2013 (periode 1) op een bedrag van € 170,-- bruto per maand, zijnde € 131,-netto per maand en voor de periode vanaf 1 juni 2013 (periode 2) op € 98,-- per maand;
I.A. Vermeulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van