In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002, opgelegd aan belanghebbende, die geen melding heeft gemaakt van buitenlandse bankrekeningen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft op basis van informatie van de Belgische autoriteiten een navorderingsaanslag van € 6.243 opgelegd, evenals een boete van € 6.243. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft dit afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar slechts voor de boete, en het onderzoek heropend voor schadevergoeding. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de inspecteur de navorderingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. De inspecteur heeft voldoende bewijs geleverd dat belanghebbende houder was van een bankrekening bij een buitenlandse bank, en dat hij de inkomsten uit deze rekening niet heeft opgegeven in zijn belastingaangifte. Het Hof heeft geoordeeld dat de boete van 100% passend is, maar heeft deze verminderd met 15% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De inspecteur heeft de hoogte van de verzwegen inkomsten aannemelijk gemaakt, en het Hof heeft de navorderingsaanslag en de boete verminderd tot respectievelijk € 2.351 en € 1.998. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van belastingplichtigen om informatie te verstrekken en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen, evenals de rol van de inspecteur in het vaststellen van navorderingsaanslagen op basis van beschikbare gegevens.