Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grief 1en de daarop gegeven toelichting komt [appellante] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden die maken dat het in het belang van [kind] is dat er geen omgang meer dient plaats te vinden. Eveneens ten onrechte is de voorzieningenrechter voorbij gegaan aan de stelling van [appellante] dat [kind] erg van slag is na een contactweekend, aldus
grief 2. Het oordeel van de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding is voor een onderzoek door de Raad, wordt bestreden door
grief 3. Met
grief 4wil [appellante] ingang doen vinden dat de voorzieningenrechter partijen ten onrechte niet de verplichting heeft opgelegd om te gaan werken aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie onder begeleiding van het Omgangscentrum Drenthe (hierna: OCD).
Grief 5houdt in dat ten onrechte aan [appellante] een dwangsom is opgelegd terzake van de contactregeling.
grieven 1, 2 en 3en de daarop gegeven toelichting leest het hof in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de voorzieningenrechter gemotiveerd zijn verworpen. In zoverre onderschrijft het hof hetgeen de voorzieningenrechter ter motivering van zijn beslissing heeft overwogen en neemt het die motivering over.
grief 4af.
grief 5aangegeven dat en waarom een dwangsom volgens haar niet in het belang van [kind] is en ook dat de Raad ter zitting heeft aangegeven dat een dwangsom in vergelijkbare situaties vermeden zou moeten worden. Niettemin heeft de voorzieningenrechter een veroordeling tot nakoming van de contactregeling versterkt met een dwangsom omdat [appellante] de voorzieningenrechter tijdens de zitting in eerste aanleg er niet ten volle van heeft kunnen overtuigen dat zij uitvoering wenst te geven aan de contactregeling. Het hof overweegt dat in hoger beroep niet is gebleken van redenen om hier anders over te oordelen. Grief 5 is daarom ten onrechte voorgesteld.