Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[vennootschap], gevestigd te [plaatsnaam],)
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
onderdeel aantal
Doel van de bespreking
Omschrijving van het werk
Geconstateerd:
- Betere opstelling pompunits, waardoor grotere pompcapaciteit of meer of sterkere pompen.
- Buiten de bouwput bronneren, dit is een zekere “must” om het enorme spanningsveld onderin de put te verlagen”
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
de onderzijde vanhet woonhuis zou worden dichtgemaakt (zie hierna onder 3.20). Dat betekent dat de mogelijkheid was ingecalculeerd dat de bouwput op die plaats niet dicht zou zijn tot het moment dat dit dichtmaken alsnog zou hebben plaatsgehad.
horizontaal). In dat verband beroept thans [appellante] zich mede op de getuigenverklaringen van [geïntimeerde] zelf, van [constructeur] van Ingenicon en van [aannemer 2] (de aannemer die de betonvloeren heeft gestort), die alle inhouden dat dit in het werk bekeken zou worden. Dat is een krachtige aanwijzing dat dit deel van het werk inderdaad niet in de overeengekomen prijs was begrepen. De memorie van antwoord onder 29 en 72 van [geïntimeerde] gaan langs de stellingen van [appellante] heen; [geïntimeerde] bestrijdt de memorie van grieven onder 2.5 met de stelling dat het dichtmaken van de
verticalewand van de bouwkuip ter plaatse van de woning (dus de aansluiting op het woonhuis) in de offerte was begrepen. Aldus heeft [geïntimeerde] de stellingen van [appellante] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het hof gaat er dus vanuit dat het dichtmaken van de bouwput aan de onderzijde van het woonhuis met expanderend materiaal meerwerk was.
4.Slotsom
€ 2.000,— per punt, namelijk een punt voor de inleidende dagvaarding, een punt voor de comparitie van partijen, tweemaal een half punt voor de getuigenverhoor aan de zijde van [geïntimeerde], één punt voor het tegengetuigenverhoor, een half punt voor de conclusie van antwoord na enquête, twee punten voor het pleidooi en een half punt voor de akte van 22 augustus 2012). De kosten van de aan de zijde van [appellante] gevallen kosten in het principaal beroep zal het hof begroten op € 157,36 voor explootkosten, € 4.961,— voor griffierecht en € 9.789,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (drie punten tarief VI à € 3.263,— per punt, namelijk één punt voor de memorie van grieven en twee punten voor het pleidooi).