ECLI:NL:GHARL:2014:10077

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
200.153.678-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanschaf van een 45 km-auto in het kader van bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot aanschaf van een 45 km-auto door de rechthebbende, die onder bewind staat. De rechthebbende had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 28 april 2014 werd afgewezen. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F. Bakker, verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek alsnog toe te wijzen. De bewindvoerder, een B.V., had het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar eerdere negatieve ervaringen met de rechthebbende en zijn rijgedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2014 werd duidelijk dat de rechthebbende weliswaar rijlessen had gevolgd, maar dat er nog steeds twijfels bestonden over zijn rijvaardigheid en de mogelijkheid om schade te voorkomen. De bewindvoerder wees op de financiële situatie van de rechthebbende, die na de aanschaf van de auto geen buffer meer zou hebben om eventuele schade op te vangen. Het hof concludeerde dat het verzoek strijdig was met de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende en bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. De rechthebbende had weliswaar verbeteringen laten zien, maar het hof was niet overtuigd dat hij geen schade meer zou maken, gezien zijn verleden. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de rechthebbende en zijn financiële situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.153.678/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2748271 AZ VERZ 14-1272)
beschikking van de familiekamer van 23 december 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. F. Bakker, kantoorhoudend te Groningen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [A],
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 april 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 juli 2014, is de rechthebbende in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De rechthebbende verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en het (naar het hof begrijpt:) inleidend verzoek van de rechthebbende alsnog toe te wijzen.
2.2
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een brief van 5 augustus 2014 met bijlagen van mr. Bakker;
- een brief van 15 oktober 2014 met bijlagen van de bewindvoerder;
- een brief van 21 november 2014 met bijlagen van mr. Bakker.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 december 2014 plaatsgevonden. De rechthebbende is verschenen, bijgestaan door mr. Bakker. De rechthebbende is tevens bijgestaan door zijn persoonlijk begeleider bij [B], dhr. [C]. Namens de bewindvoerder is mw. [D] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 28 februari 2006 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 BW ingesteld.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 4 december 2013, heeft de bewindvoerder -namens de rechthebbende- verzocht om goedkeuring te verlenen tot aanschaf van een auto, Aixam, 400 sl, evolution ad € 2.950,-- (dit met inachtneming van de bevindingen van de heer [E]).
3.3
De bewindvoerder heeft de rechtbank bij brief van 23 december 2013 - naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 18 december 2013 - laten weten niet achter het verzoek van de rechthebbende te kunnen staan gelet op de correspondentie en de telefooncontacten met Autorijschool [F] in de persoon van [E]. De bewindvoerder heeft dit vervolgens - naar het hof begrijpt - aldus ook aan de rechthebbende meegedeeld.
3.4
De rechthebbende heeft bij brief van 24 januari 2014 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek door de bewindvoerder. Deze brief is door de rechtbank als verzoekschrift aangemerkt.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het door de rechthebbende gedane verzoek afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Het hof begrijpt dat het verzoek van de rechthebbende gegrond is op artikel 1:438 lid 2 BW. De rechthebbende wenst immers over een gedeelte van zijn vermogen te beschikken om daarmee een 45 km-auto aan te schaffen.
4.2
De bewindvoerder heeft geweigerd om daaraan haar medewerking te verlenen. In dit kader heeft de bewindvoerder opgemerkt dat de rechthebbende reeds eerder in het bezit is geweest van een 45 km-auto. Deze 45 km-auto is op 31 maart 2011 aangekocht voor een bedrag van € 3.795,--. De rechthebbende heeft in korte tijd (te weten: de periode van 18 april 2011 tot en met 21 juli 2011) met deze 45 km-auto zes keer schade gereden voor een bedrag van in totaal € 1.577,70. Daarnaast heeft de rechthebbende destijds twee boetes van het CJIB ontvangen, de ene boete bedroeg € 290,-- en zag op 'als bestuurder van een motorrijtuig de plaats van het ongeval verlaten' en de andere boete bedroeg € 100,-- en zag op 'geen gebruik maken van de autogordel'. De (voormalige) bewindvoerder heeft bij brief van 21 juli 2011 aan de rechthebbende medegedeeld dat de betreffende auto verkocht diende te worden, (kort gezegd) omdat er in te korte tijd teveel schade is gereden. Echter, op 12 augustus 2011 heeft de rechthebbende de 45 km-auto total loss gereden. De bewindvoerder meent dat het verzoek van de rechthebbende afgewezen dient te worden, aangezien de aanschaf daarvan - mede gelet op de voorgeschiedenis - enkel geldverspilling is. De rechthebbende diende volgens de bewindvoerder in ieder geval eerst aanvullende rijlessen te nemen en een oogtest te laten afnemen.
4.3
De rechthebbende stelt in hoger beroep dat hij aanvullende rijlessen heeft gevolgd bij de heer [E] (hierna: de rij-instructeur). Uit de e-mails van de rij-instructeur van
13 november 2013 en 19 december 2013 gericht aan de bewindvoerder blijkt dat de rechthebbende regelmatig te links en op de andere weghelft rijdt en (nagenoeg) geen rekening houdt met achteropkomend verkeer. De rij-instructeur schrijft dat rechthebbende hem niet echt op zijn gemak stelt. Hij geeft aan dat hij de rechthebbende wel een brommobiel gunt, maar dat hij er niet raar van zal opkijken als een agent hem op termijn van de weg haalt in verband met duidelijk afwijkend rijgedrag. Uit de aanvullende verklaring van de rij-instructeur van juli 2014 - op verzoek van de advocaat van de rechthebbende - blijkt dat de rechthebbende inzet en verbetering laat zien, maar dat de rij-instructeur nog niet helemaal tevreden is over het rijgedrag van de rechthebbende. De rij-instructeur geeft aan dat de rechthebbende nog steeds vreemde dingen doet. Zo raakten ze na een simpele uitwijkmanoeuvre bijna een boom en na een linkerbocht werd bijna een tegenligger geraakt. Daarnaast worden ook de voorrangsregels wel eens anders toegepast ('laat de ander maar gaan: ik heb de tijd'-principe). De plaats op de weg is niet altijd de rechterweghelft. De rij-instructeur heeft nogmaals 5 rijlessen voorgesteld. De rechthebbende geeft aan dat hij deze aanvullende rijlessen heeft gevolgd.
4.4
De rechthebbende heeft - bij brief van 21 november 2014 - een oogmeting van [G] in het geding gebracht, waaruit een visus van 0,95 (rechts) en 0,50 (links) blijkt. Volgens de rechthebbende heeft de opticien aangegeven dat hij enkel een leesbril hoeft. Daarnaast heeft de rechthebbende een e-mail van de rij-instructeur van 7 oktober 2014 overgelegd, waarin staat: "[verzoeker] heeft mij in de laatste lesuren laten zien dat hij weet hoe hij door het verkeer hoort te gaan. We hebben routes gereden op tijden die voor hem gebruikelijk zouden zijn. In deze situatie was zijn manier van rijden acceptabel."
4.5
Hoewel er verbetering is opgetreden door de rijlessen, is het hof er niet van overtuigd geraakt dat de rechthebbende - mede gelet op de vele schades in het verleden - geen schades (meer) zal maken. De rechthebbende heeft weliswaar een erfenis van zijn vader ontvangen, doch hij heeft -zo stelt de bewindvoerder- na aankoop van de 45 km-auto geen grote buffer meer om dergelijke schades op te vangen. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er wel een verzekeringsmaatschappij zal zijn die de rechthebbende voor de wettelijke aansprakelijkheid zal willen verzekeren, doch de premie zal dan wel hoger zijn dan normaal. De uitgaven van de rechthebbende zijn thans reeds nagenoeg gelijk aan zijn inkomsten, zodat er bij een verhoging van de vaste lasten geen gelden meer gespaard zullen kunnen worden. Een financiële buffer zal derhalve ook niet verder opgebouwd kunnen worden, aldus de bewindvoerder. De laatste verklaring van de rij-instructeur heeft het hof er - anders dan de rechthebbende heeft betoogd - niet van overtuigd dat de rechthebbende geen schade meer zal rijden, mede nu de rechthebbende ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij geen vaste routes rijdt en dat hij niet alleen bij daglicht rijdt. Het hof acht het gelet op het vorenstaande strijdig met de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende om hem toestemming te verlenen voor het aanschaffen van een 45 km-auto. Derhalve heeft de kantonrechter, naar het oordeel van het hof, terecht het verzoek van de rechthebbende daartoe afgewezen.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 28 april 2014.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. G.M. van der Meer en mr. H. van Lokven-van der Meer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 23 december 2014 in bijzijn van de griffier.