Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot gezamenlijk gezag en een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige1]. De vader, die in hoger beroep was gekomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, verzocht het hof om gezamenlijk gezag over zijn kind en een zorgregeling vast te stellen. De moeder, die het gezag alleen uitoefent, heeft het verzoek van de vader bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de moeder een problematische relatie hebben, gekenmerkt door huiselijk geweld en een gebrek aan vertrouwen. De moeder heeft aangegeven dat zij en de minderjarige beter af zijn zonder de vader in hun leven. Het hof heeft in zijn overwegingen de angsten van de moeder voor de vader meegewogen, evenals de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel goed verloopt. Het hof concludeert dat er een reëel risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders bij gezamenlijke gezagsuitoefening.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het vaststellen van een omgangsregeling in strijd zou zijn met de belangen van de minderjarige, aangezien deze niet weet wie zijn vader is en de moeder niet van plan is om hem hierover te informeren. Het hof heeft de verzoeken van de vader tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling afgewezen en de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd. De moeder dient de vader eenmaal per zes maanden schriftelijk op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarige.