ECLI:NL:GHARL:2013:CA2934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.119.378/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht aan advocatenkantoor voor persoonlijke opdrachtverlening door bestuurder

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.365,53 aan [het advocatenkantoor], vermeerderd met wettelijke rente. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst van opdracht is gesloten met de besloten vennootschap [B.V. X] of met [Q] en [appellant] in privé.

In eerste aanleg heeft [het advocatenkantoor] gevorderd dat [appellant] zou worden veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, waarbij het hof de feiten en de procedure in eerste aanleg heeft overwogen. [appellant] heeft in hoger beroep negen grieven ingediend en betwist dat hij persoonlijk aansprakelijk is voor de betaling van de facturen, stellende dat de opdracht door [B.V. X] is gegeven en niet door hem persoonlijk.

Het hof heeft geoordeeld dat de bewijslast ten aanzien van de stelling dat [appellant] persoonlijk opdracht heeft gegeven, bij [het advocatenkantoor] ligt. Het hof heeft een bewijsopdracht verstrekt aan [het advocatenkantoor] om aan te tonen dat [appellant] daadwerkelijk in privé opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. De zaak is aangehouden voor het horen van getuigen en verdere beslissingen zijn opgeschort.

De uitspraak van het hof is van belang voor de vraag wie aansprakelijk is voor de betaling van de openstaande facturen en onder welke voorwaarden een bestuurder persoonlijk kan worden aangesproken voor verplichtingen van de vennootschap. De zaak illustreert de complexiteit van de aansprakelijkheid van bestuurders in het civiele recht en de noodzaak van duidelijke afspraken bij het aangaan van overeenkomsten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.119.378/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 603601 CV 12-966)
arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken van 11 juni 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. M.A. Knobben, kantoorhoudend te Deventer,
tegen
[het advocatenkantoor],
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [het advocatenkantoor],
advocaat: mr. R.K.E. Buysrogge, kantoorhoudend te Zwolle.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van
4 oktober 2012 gewezen door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer (hierna: de kantonrechter).
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 28 december 2012 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [het advocatenkantoor] tegen de zitting van 8 januari 2013.
2.2 De conclusie van de memorie van grieven (met zeven producties) luidt:
"(…) het bestreden vonnis (…) vernietigt en opnieuw rechtdoende, geïntimeerde alsnog niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering, dan wel haar deze vordering ontzegt als zijnde ongegrond en/of bewezen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van dit geding in beide instanties."
2.3 Bij memorie van antwoord is door [het advocatenkantoor] verweer gevoerd met als conclusie:
"dat het hof het vonnis a quo zonodig met verbetering van gronden bekrachtigt en appellant veroordeelt in de kosten."
2.4 Ten slotte hebben partijen de stukken overlegd voor het wijzen van arrest.
2.5 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Stb. 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
3. De feiten
3.1 Het hof gaat uit van de navolgende feiten.
3.2 [het advocatenkantoor] heeft ten behoeve van [B.V. X] (hierna: [B.V. X]), waarvan de heren [X] en [appellant] (middelijk) bestuurders waren, werkzaamheden verricht:
3.3 [Q] en [appellant] hebben een op 11 januari 2011 door mr. [Q], advocaat van [het advocatenkantoor], opgestelde opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend:
"Hierbij bevestig ik u dat ik uw opdracht tot het behartigen van de belangen van [B.V. X] ter zake het de kwestie met één van haar schuldeisers heb aanvaard."
3.4 De opdrachtbevestiging is gericht aan [Q] en [appellant] en verzonden naar het adres van [B.V. X]. Als referentie wordt '[B.V. X] Installatietechniek/Advies' vermeld.
3.5 [het advocatenkantoor] heeft voor verrichte werkzaamheden facturen verzonden d.d. 1 juli 2011, 15 juli 2011, 2 augustus 2011, 17 augustus 2011 en 26 september 2011, in totaal een bedrag van € 12.555,53 belopend. In de facturen wordt dezelfde referentie vermeld als in de opdrachtbevestiging en de facturen zijn alle naar het adres van [B.V. X] verzonden. De facturen zijn gericht aan [appellant], op de factuur van 2 augustus 2011 na, welke is gericht aan [B.V. X] t.a.v. [appellant].
4. De procedure in eerste aanleg
4.1 [het advocatenkantoor] heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal worden veroordeeld om aan haar te betalen een restantbedrag van € 11.365,53, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2 [appellant] heeft verweer gevoerd.
4.3 De kantonrechter heeft de vordering van [het advocatenkantoor] toegewezen en [appellant] bij uitvoerbaar verklaard vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.365,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2012. Voorts heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling in hoger beroep
5.1 [appellant] heeft negen grieven opgeworpen. Met de grieven legt [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof voor. Dat geschil betreft, in de kern, de vraag of de overeenkomst van opdracht is gesloten met de besloten vennootschap [B.V. X] dan wel met [Q] en [appellant] in privé. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
5.2 [appellant] komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij in persoon de opdracht zou hebben gegeven aan [het advocatenkantoor], zodat hij aansprakelijk kan worden gehouden voor betaling van de openstaande facturen. [appellant] stelt dat de kantonrechter ten onrechte [het advocatenkantoor] ontvankelijk heeft verklaard in haar beroep omdat de verkeerde (rechts)persoon is gedagvaard. [het advocatenkantoor] diende zich te wenden tot [B.V. X], althans de vordering ter verificatie in te dienen bij de curator. Volgens [appellant] is de opdracht gegeven door [B.V. X]. De opdracht kon enkel door de bestuurders, te weten [Q] en [appellant], worden verstrekt en zij deden dit in hun hoedanigheid als bestuurder en niet als natuurlijk persoon. De opdrachtbevestiging is zodoende niet pro se ondertekend.
5.3 [het advocatenkantoor] voert aan dat zij geen opdracht van [B.V. X], maar van de beide bestuurders heeft aanvaard. De opdrachtbevestiging is door [Q] en [appellant] persoonlijk getekend en zij zijn beiden persoonlijk aansprakelijk. Voorts zijn de facturen aan [appellant] persoonlijk gericht en niet aan de vennootschap. Daarbij heeft [appellant] nooit gereageerd met de mededeling dat de tenaamstelling onjuist zou zijn. Volgens [het advocatenkantoor] is uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat [Q] en [appellant] persoonlijk als opdrachtgevers zouden moeten fungeren, omdat de vennootschap in financiële moeilijkheden verkeerde, hetgeen door [appellant] is weersproken. [appellant] stelt dat nimmer is gesproken over het in persoon verlenen van de opdracht. Bovendien verkeerde [B.V. X] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet in financiële moeilijkheden. Om dit te onderschrijven heeft [appellant] in hoger beroep de voorlopige jaarcijfers per 31 december 2010 overgelegd. [appellant] kan derhalve niet in persoon aansprakelijk wordt gehouden voor betaling van de openstaande facturen van [het advocatenkantoor], aldus [appellant].
5.4 Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkander hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521). Het ligt voor de hand dat een opdracht voor een vennootschap door de bestuurders wordt ondertekend. Om die reden kan naar het oordeel van het hof - in het licht van het gevoerde verweer - enkel uit de overgelegde stukken, waaronder de opdrachtbevestiging d.d. 11 januari 2011 en de vijftal facturen, niet worden afgeleid dat [het advocatenkantoor] de overeenkomst van opdracht met [Q] en [appellant] in persoon is aangegaan.
5.5 [het advocatenkantoor] stelt dat [appellant] persoonlijk opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden, welke stelling naar het oordeel van het hof door [appellant] voldoende gemotiveerd is betwist. Krachtens de hoofdregel van art. 150 Rv rust de bewijslast ten aanzien van het gestelde op [het advocatenkantoor]. Mede gelet op het aanbod van [het advocatenkantoor] om bewijs te leveren door het horen van de mrs. [Q], [R] en [S], zal het hof [het advocatenkantoor] belasten met bewijs van haar stelling dat [appellant] persoonlijk opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden.
slotsom
5.6 Het hof zal een bewijsopdracht verstrekken als hiervoor onder 5.5 verwoord. Iedere verder beslissing zal worden aanhouden.
6. De beslissing
Het gerechtshof:
draagt [het advocatenkantoor] op te bewijzen dat [appellant] persoonlijk opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. K.E. Mollema, hiertoe tot raadsheer-commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 juni 2013 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuigen, voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [het advocatenkantoor] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, H. de Hek en A.M. Koene, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 juni 2013 in bijzijn van de griffier.