ECLI:NL:GHARL:2013:CA2234

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.121.533/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere veroordeling in civiele zaak over beëindiging ICT-overeenkomst

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 27 november 2012. In dat arrest werd het vonnis van de kantonrechter te Assen van 29 november 2011 vernietigd, waarbij de appellant werd veroordeeld om aan Linkit Qface Infrastructure Management B.V. een bedrag van € 3.832,18 te betalen, vermeerderd met rente. De appellant, die niet in de eerdere procedure was verschenen, heeft op 19 december 2012 verzet aangetekend tegen dit arrest. Het hof heeft in het arrest van 4 juni 2013 geoordeeld dat de bewijslast voor de stelling van de appellant, dat de overeenkomst op 18 augustus 2009 is beëindigd, bij hem ligt. Aangezien de appellant niet in de eerdere procedure was verschenen, kon het hof hem niet de bewijslast toekennen, waardoor de afspraken niet zijn komen vast te staan. Het hof heeft de door Linkit gevorderde jaarlijkse vergoeding over 2009 en 2010 toegewezen, maar heeft het bewijsaanbod van de appellant om deze afspraken te bewijzen, gehonoreerd. Het hof heeft de appellant de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de beëindiging van de overeenkomst en de verval van de factuur over 2009. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van deze bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.121.533/01
(zaaknummer rechtbank Assen 323195\CV EXPL 11-5391)
arrest van de tweede kamer van 4 juni 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
opposant, oorspronkelijk geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. L.A.A. Ongenae, kantoorhoudend te Tynaarlo,
tegen
Linkit Qface Infrastructure Management B.V.,
gevestigd te De Meern,
geopposeerde, oorspronkelijk appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Linkit,
advocaat: mr. M.J. Koning, kantoorhoudend te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Bij arrest van 27 november 2012 (zaaknummer 200.103.379/01) heeft dit hof bij verstek het vonnis van de kantonrechter te Assen van 29 november 2011 vernietigd en opnieuw rechtdoende [appellant] veroordeeld om aan Linkit te betalen € 3.832,18, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 12 % per jaar vanaf 1 augustus 2011 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
1.2 Bij exploot van 19 december 2012 is [appellant] in verzet gekomen van genoemd arrest van 27 november 2012.
1.3 Het petitum van de verzetdagvaarding luidt:
"bij arrest opposant te ontheffen van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij arrest van 27 november 2012 onder zaaknummer 200.103.379/01 tussen opposant als gedaagde in eerste aanleg en geïntimeerde in hoger beroep en geopposeerde als eiseres in eerste aanleg en appellante in hoger beroep gewezen met niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vorderingen van geopposeerde in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep inclusief het verzet, zulks met bekrachtiging derhalve van het vonnis in eerste aanleg gewezen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
1.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De beoordeling
2.1 In het arrest van 27 november 2012 heeft het hof geoordeeld (rechtsoverweging 9.9) dat op [appellant] de bewijslast rust van zijn stelling dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de (ICT Dienstverlenings)overeenkomst is beëindigd en dat de factuur van Linkit over 2009 is komen te vervallen, nu hij zich op de rechtsgevolgen van die afspraken beroept. Omdat [appellant] niet in de procedure in hoger beroep was verschenen, heeft het hof geoordeeld dat aan hem niet het bewijs van de door hem gestelde afspraken kon worden opgedragen en dat die afspraken derhalve niet zijn komen vast te staan. Vervolgens heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende onder meer de door Linkit gevorderde jaarlijkse vergoeding over 2009 en 2010 van in totaal € 2.782,60 inclusief BTW toegewezen.
2.2 Het verzet van [appellant] richt zich tegen de toewijzing van de door Linkit gevorderde jaarlijkse vergoeding over 2009 en 2010. [appellant] handhaaft zijn stelling dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de overeenkomst is beëindigd en dat de factuur over 2009 zou komen te vervallen en heeft thans aangeboden deze afspraken te bewijzen. Het hof zal dit bewijsaanbod honoreren en [appellant] in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van die afspraken.
2.3 In afwachting van deze bewijslevering zal het hof iedere nadere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
Het gerechtshof:
draagt [appellant] op te bewijzen dat partijen op 18 augustus 2009 hebben afgesproken dat de overeenkomst is beëindigd en dat de factuur over 2009 zou komen te vervallen;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. R.A. van der Pol, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van dinsdag
18 juni 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Linkit alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere uitspraak aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.M. Makkinga, voorzitter, B.J.H. Hofstee en
R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2013.